ECLI:NL:TADRSGR:2014:140 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4379/13.286

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:140
Datum uitspraak: 07-07-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4379/13.286
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht betreffende bijstand van verweerder in geschillen met een gemeente. Verwijt dat verweerster vrijwel niets voor klagers heeft bereikt en niet zorgvuldig is geweest. De voorzitter wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. De raad oordeelt dat verweerder een bepaalde kwestie, in afwijking van zijn schriftelijke opdrachtbevestiging, niet heeft opgepakt en daarover later aan klagers heeft verklaard dat zijn opdracht niet op die kwestie betrekking had. Daardoor heeft verweerder misverstand laten ontstaan over de door hem aangenomen opdracht. Verzet gegrond, klacht gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 31 oktober 2013, door de raad ontvangen op 1 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 2 december 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 12 december 2013, door de raad ontvangen op 16 december 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Bij brief van 26 maart 2014 heeft verweerder stukken in het geding gebracht.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende uitgegaan.

2.2 Op 8  maart 2013 hebben klagers zich tot verweerder gewend met betrekking tot een juridisch vraagstuk dat ziet op hun woonperceel en de door de tuin van klagers lopende leidingen en kabels. Verweerder heeft het gesprek met klagers diezelfde dag nog schriftelijk bevestigd.

2.3 Klagers hebben bij brief van 6 augustus 2013 een klacht ingediend tegen verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij vrijwel niets voor hen heeft bereikt, hetgeen deels is veroorzaakt doordat verweerder onvoldoende aan de zaak heeft gedaan. Klagers stellen dat zij verweerder hebben ingeschakeld om de hoofdnutsleidingen uit hun tuin te laten verwijderen, hetgeen tot heden nog altijd niet is gebeurd. Verweerder heeft klagers wel ongevraagd geadviseerd. Voorts verwijten klagers verweerder dat hij niet zorgvuldig is geweest in zijn dossiervoering en dat het tempo en de voortgang van de zaak te wensen overliet.

3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klagers stellen dat het geen ingewikkelde zaak was en dat deze door verweerder niet adequaat is behandeld. Het ging om het doen verwijderen van hoofdnutsleidingen uit privégebied, inclusief het aanpassen van de erfgrens, aldus klagers.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Tijdens de behandeling van het verzet hebben klagers te kennen gegeven dat de plaatsvervangend voorzitter in haar beslissing de klacht niet geheel juist heeft weergegeven. Klagers hebben echter niet aangegeven waarom of op welke punten de klacht onjuist zou zijn weergegeven. De raad gaat daarom uit van de klachtomschrijving zoals hiervoor onder nummer 3.1 en 3.2 is vermeld.

5.2 Uitgangspunt is de regel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen. 

Voorts dient de advocaat, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.3 In de opdrachtbevestiging van 8 maart 2013 heeft verweerder melding gemaakt van de problemen die in het intakegesprek waren besproken. Als eerste probleem heeft verweerder vermeld het feit dat kabels en leidingen over het perceel van klagers lopen, die de tuin aan de straatkant aan de zijde van de buren doorsnijden. Wat dit probleem aangaat heeft verweerder verderop in zijn brief bevestigd dat klagers daarover door het College van B&W een besluit was toegezegd  Verweerder voegde daaraan toe dat was afgesproken dat hij die reactie zou afwachten, maar zich wel alvast bij het College zou introduceren, zodat het College zou weten dat het klagers menens was en dat klagers binnen afzienbare tijd een reëel voorstel wensten te ontvangen. Ook bevestigde verweerder dat hij de e-mail van klagers aan de heer K van de gemeente zou afwachten voordat hij de tekst van die brief zou opstellen.

5.4 In het verweer heeft verweerder de stelling van klagers dat de opdracht was dat hij hen zou bijstaan als advocaat bij het doen verwijderen van hoofdnutsleidingen van het grondgebied van klagers betwist. Volgens verweerder was de opdracht niet gegeven om als advocaat op te treden in een proces of procedure die erop gericht was om de leidingen uit de grond van het perceel van klagers te krijgen.

5.5 De raad kan dit verweer niet rijmen met de schriftelijke bevestiging die verweerder klagers op 8 mei 2013 heeft gezonden. Klagers mochten daaruit opmaken dat verweerder het probleem van de leidingen in hun perceel zou aanpakken, daar verweerder zich alvast bij het College van B&W zou introduceren zodat het College zou weten dat klagers binnen afzienbare tijd een reëel voorstel wensten te ontvangen.

5.6 Verweerder heeft aldus misverstand laten ontstaan over de door hem aangenomen opdracht, hetgeen hem gezien de onder 5.2 vermelde regels moet worden aangerekend. 

Tegen deze achtergrond is het verwijt van klagers, voor zover inhoudende dat verweerder onvoldoende heeft gedaan aan het probleem om de hoofdnutsleidingen uit de tuin te laten verwijderen, gegrond.  

De overige verwijten acht de raad niet gegrond, waartoe de raad verwijst naar de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter.

5.7 Het voorgaande brengt mee dat het verzet gegrond is en dat de raad de klacht in de zojuist vermelde zin gegrond zal verklaren.

6 MAATREGEL

  In de aard en de ernst van de begane overtreding vindt de raad aanleiding te volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht gegrond voor zover klagers verweerder verwijten dat hij onvoldoende heeft gedaan aan het probleem om de hoofdnutsleidingen uit hun tuin te laten verwijderen;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl