ECLI:NL:TADRSGR:2014:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4289/13.196b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:14
Datum uitspraak: 10-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4289/13.196b
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft de behandeling van klagers’ zaak (zie R.4289/13.196c) van haar kantoorgenote overgenomen. Zij heeft klagers pas later bericht over de overname. Klachten over verzuim klagers te berichten over de overname van het dossier, het laten stilliggen van de behandeling en over de communicatie met klagers. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 18 september 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 19 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij fax van 3 oktober 2013 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van klagers, vergezeld van mr. S., kantoorgenote van hun gemachtigde, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerster meer in het bijzonder dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. zij heeft verzuimd klagers te informeren over de overname van het dossier;

b. zij de behandeling van het dossier 1,5 maand stil heeft laten liggen;

c. ondanks een uitdrukkelijk verzoek daartoe heeft verzuimd bij de Officier van Justitie te informeren naar de stand van zaken in het dossier [S, RvD];

d. niet heeft gereageerd op de vraag van klagers bij brief van 6 februari 2011 wat de status van het dossier is;

e. zich onvoldoende in het dossier heeft verdiept.

3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Zij hebben gesteld dat de stukken, waarom verweerster in haar e-mails van 14 februari 2011 en 11 maart 2011 gevraagd heeft, al eerder waren toegezonden dan wel afgegeven bij het kantoor van verweerster.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht.

5.2 Voorts geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

5.3 Met inachtneming van het vorenstaande verenigt de raad zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.4 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad is, evenals de plaatsvervangend voorzitter, van oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.