ECLI:NL:TADRSGR:2014:135 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4522/14.103

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:135
Datum uitspraak: 25-05-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4522/14.103
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd. Verweerster heeft de met klager gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd alsmede de aanpak en het te verwachten verloop van de zaak. Verweerster heeft klager nauwkeurig op de hoogte gehouden van het verloop van de zaak en informatie bij klager opgevraagd om zodoende zijn belangen zo goed mogelijk te kunnen behartigen.    Uit de stukken volgt dat verweerster klager meerdere malen verzocht heeft meer bewijsstukken bij haar aan te leveren, zodat zij het verweerschrift kon voorzien van een nadere onderbouwing. Gelet op het feit dat verweerster vanuit haar eigen verantwoordelijkheid diende te bepalen met welke aanpak de belangen van klager het beste gediend zouden zijn, stond het haar – in de gegeven omstandigheden – vrij een aanhouding te vragen voor het indienen van het verweerschrift en nadere stukken/informatie van klager te verlangen. Indien klager meende een andere koers gevolgd diende te worden, had hij zich tot een andere advocaat moeten wenden.    Klacht kennelijk ongegrond .  

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 19 mei 2014 met kenmerk K068 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich tot verweerder gewend in verband met een vordering van de woningbouwvereniging.

1.2 Bij brief van 19 februari 2014 heeft verweerder klaagster laten weten dat de vordering van de woningbouwvereniging ziet op achterstallige huur. Voorts heeft verweerder klaagster laten weten dat hij van mening is dat de gestelde tegenvordering van klaagster geen kans van slagen heeft. Verweerder heeft klaagster geadviseerd een betalingsregeling met de woningbouwvereniging te treffen.

1.3 Verweerder heeft zijn bevindingen en gemotiveerde standpunt nogmaals schriftelijk aan klaagster doen toekomen bij brief van 21 februari 2014. Voor zover relevant heeft verweerder klaagster nog geschreven:

“..Graag hoor ik van u of u mijn advies wilt opvolgen of dat u van mening blijft verschillen.

Mocht het laatste het geval zijn dan verzoek ik u een andere advocaat te zoeken om uw belangen te behartigen en mij daarvan binnen twee weken na heden in kennis te stellen.

Indien u niets van u laat horen of weigert hieraan gevolg te geven zal ik de Raad voor rechtsbijstand verzoeken de toevoeging in te trekken.”

1.4 Klager heeft bij e-mail van 21 november 2013 een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij tekort is geschoten in de behartiging van klagers belangen.

2.2 Ter toelichting heeft klager gesteld dat zijn zaak door toedoen van verweerster vertraging heeft opgelopen door verlenging te vragen van de verweertermijn. Tevens heeft klager gesteld dat verweerster hem nooit heeft geïnformeerd over het feit dat de zaak complexer was dan vooraf door klager was ingeschat, waardoor verweerster meer uren aan zijn zaak heeft besteed. Klager had het gevoel dat verweerster tegenover hem stond in plaats van naast hem, doordat zij herhaaldelijk dezelfde vragen aan klager heeft gesteld ten aanzien van de sieraden van klagers echtgenote en een mogelijke bankrekening in Marokko. Klager kreeg het vermoeden dat verweerster hem niet geloofde. Ook is voor klager onduidelijk of verweerster in de voorlopige voorzieningenprocedure door hem aangeleverde whatsapp berichten heeft overgelegd.

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen.

3.2 Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.3 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.4 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd. Verweerster heeft de met klager gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd alsmede de aanpak en het te verwachten verloop van de zaak. Verweerster heeft klager nauwkeurig op de hoogte gehouden van het verloop van de zaak en informatie bij klager opgevraagd om zodoende zijn belangen zo goed mogelijk te kunnen behartigen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij de door klager aan haar beschikbaar gestelde whatsapp berichten ter zitting heeft overgelegd. Uit de stukken volgt dat verweerster klager op 20 en 23 september 2013, 4 oktober en 8 oktober 2013 verzocht heeft om meer bewijsstukken bij haar aan te leveren, zodat zij het verweerschrift kon voorzien van een nadere onderbouwing. Gelet op het feit dat verweerster vanuit haar eigen verantwoordelijkheid diende te bepalen met welke aanpak de belangen van klager het beste gediend zouden zijn, stond het haar – in de gegeven omstandigheden – vrij een aanhouding te vragen voor het indienen van het verweerschrift en nadere stukken/informatie van klager te verlangen. Indien klager meende een andere koers gevolgd diende te worden, had hij zich tot een andere advocaat moeten wenden.

3.5 Dat verweerster naar aanleiding van de stellingen van de wederpartij heeft gemeend nogmaals aan klager te vragen of de sieraden van zijn voormalig echtgenote echt niet in zijn bezit waren en of klager een bankrekening aanhield in het buitenland, kan niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag worden gekwalificeerd. Evenmin volgt uit de stukken dat de draagkrachtberekening van verweerster hoger is dan de uitkomst van de berekening van de wederpartij.

3.6 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen over declaratiegeschillen, tenzij sprake is van excessief declareren. Dit laatste is op basis van de stukken niet komen vast te staan.

3.7 Voor zover klager meent dat hij recht heeft op een schadevergoeding wegens het handelen van verweerster, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter, nu de tuchtrechter niet bevoegd is over een dergelijke vordering te oordelen.

3.8 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 22 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op   mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.