ECLI:NL:TADRSGR:2014:11 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4327/13.234

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:11
Datum uitspraak: 10-03-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4327/13.234
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht betreffende intrekking van een hoger beroep door verweerder zonder overleg met klager. De voorzitter oordeelt dat de klacht wegens tijdverloop (tussen november 2009 en indiening van de klacht in juli 2012) kennelijk niet-ontvankelijk is. In het verzet blijkt dat klager pas in februari 2012 van de intrekking kennis heeft genomen. Brieven die verweerder beweerdelijk aan klager heeft verzonden en waarvan klager de ontvangst heeft betwist, worden niet als verweer aanvaard, daar verweerder heeft aangevoerd dat hij brieven nooit aan klager stuurde omdat deze geen vast adres had en is gebleken dat verweerder pas bij een brief van december 2011, die klager in februari 2012 heeft ontvangen, de bewuste stukken aan klager heeft doen toekomen. Verzet gegrond. Klacht gegrond. Berisping.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 16 september 2013, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 27 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Per telefax van 2 oktober 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Bij brief van 30 december 2013 heeft klager stukken in het geding gebracht.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd, waarbij enkele producties zijn gevoegd.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de raad de feiten als volgt vast.

2.2 Verweerder heeft een groot aantal zaken van klager behartigd, veelal tegen de gemeente Den Haag. De werkzaamheden in de zaken van klager zijn deels verricht door een kantoorgenote van verweerder.

2.3 In november 2009 heeft verweerder namens klager hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 oktober 2009. Het hoger beroep werd ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB).

2.4 In een brief van 17 december 2009 deelde verweerder aan klager mee dat hij een telefonisch gesprek bevestigde inhoudende dat hij – verweerder – het hoger beroep kansloos achtte en zou laten intrekken.

2.5 Bij brief van 24 december 2009 heeft de kantoorgenote van verweerder aan de CRvB meegedeeld dat het hoger beroep werd ingetrokken.

2.6 In een brief gedateerd 15 januari 2010 aan klager bevestigde verweerder de intrekking van het hoger beroep bij de CRvB.

2.6 Bij brief van 14 december 2011 heeft verweerder aan klager (aan een ander adres dan de voormelde twee brieven) onder meer de volgende stukken toegezonden:

“(…)

5. Brief bevestiging gesprek van 17 december 2009;

6. Brief intrekking hoger beroep van 24 december 2009;

7. Brief bevestiging intrekking hoger beroep van CRvB van 11 januari 2010;

8. Brief bevestiging intrekking hoger beroep tegen uitspraak van 28 oktober

    2009;

(…)”

De brief – van 14 december 2011 - is door verweerder aangetekend verzonden en is onbestelbaar bij verweerder teruggekomen. Daarna heeft verweerder de brief met bijlagen gescand en per e-mail aan klager verzonden. Klager heeft van de stukken kennis genomen op 29 februari 2012. 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij zonder zijn toestemming in 2009 klagers zaak bij de Centrale Raad van Beroep heeft ingetrokken.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager heeft aangevoerd dat hij de door verweerder overgelegde brieven van 17 december 2009 en 15 januari 2010 nooit ontvangen heeft en dat ze hem evenmin toen ten kantore van verweerder ter hand zijn gesteld. Klager heeft van de intrekking eerste kennis genomen na ontvangst van de brief van 14 december 2011 van verweerder.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 Met betrekking tot de vraag of de klacht te laat is ingediend overweegt de raad als volgt. 

5.3 Verweerder heeft bij zijn verweer brieven overgelegd van hem aan klager van 17 december 2009 en 15 januari 2010. Verweerder heeft echter in zijn verweer aangevoerd dat klager de stukken ten tijde van de behandeling steeds in persoon op kantoor heeft ontvangen en dat afschriften op uitdrukkelijk verzoek van klager niet per post zijn verzonden omdat klager geen vaste woon- en/of verblijfplaats had en heeft. In dat licht en gelet op hetgeen onder 2 (Feiten) is vastgesteld omtrent de uiteindelijke overhandiging van verweerders brief van 14 december 2011 aan klager, kan niet worden vastgesteld dat verweerder de brieven van 17 december 2009 en 15 januari 2010 per post aan klager heeft verzonden. Klager heeft immers ontkend dat hij die brieven heeft ontvangen en eveneens heeft klager ontkend in december 2009 een telefoongesprek met verweerder te hebben gevoerd. Het gevolg is dat er niet  van mag worden uitgegaan dat klager eerder dan in februari 2012 van de intrekking van het hoger beroep heeft kennis genomen.

5.4 De klacht is ingediend bij brief van 13 juli 2012. Het tijdsverloop tussen de kennisneming van de intrekking van het beroep en de indiening van de onderhavige klacht is niet zodanig lang dat klager zijn recht zich over het handelen van verweerder te beklagen heeft verloren. 

Het verzet is mitsdien gegrond en klager wordt in de klacht ontvangen. De raad zal de klacht hierna beoordelen.

5.5 In het licht van het voorgaande is tegenover de ontkenning van verweerder niet aannemelijk geworden dat verweerder de intrekking telefonisch met klager heeft besproken of dat hij daartoe de instemming van klager had.

5.6 Gelet op gedragsregel 8 behoorde het tot de taak van verweerder om dat overleg dan wel die instemming schriftelijk aan klager te bevestigen. Uit het hiervoor overwogene volgt dat niet is komen vast te staan dat verweerder dat  – in december 2009 – heeft gedaan.  

De klacht is gezien het voorgaande gegrond.

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7. BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht gegrond;

- legt als maatregel op een berisping.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden/

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl