ECLI:NL:TADRSGR:2014:104 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4333/13.248

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:104
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4333/13.248
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan deels een uitwerking en herhaling van de klacht. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 september 2013 aan de Raad van Discipline, door de raad ontvangen op 24 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden  de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 16 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij ongedateerde brief door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder behartigt de belangen van de (voormalige) echtgenote van klager in de echtscheiding.

2.3 Bij e-mail van 22 mei 2013 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. op een onjuiste wijze de belangen van zijn cliënte behartigt c.q. zijn cliënte onjuist begeleidt. Verweerder heeft zijn cliënte meerdere malen niet tot bedaren gekregen en/of van verkeerd of non-advies voorzien waardoor ontoelaatbaar en strafbaar gedrag heeft plaatsgevonden;

b. volstrekt immoreel en onethisch gedrag vertoont, door namens zijn cliënte bij de rechter eenhoofdig gezag te bepleiten en zijn cliënte aan te moedigen om een valse aangifte te doen;

c. door zijn opstelling het scheidingsproces zeer negatief heeft beïnvloed met persoonlijke en voor de kinderen van partijen meervoudige langdurige schade.

4 VERZET

4.1 Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan deels een herhaling en deels een uitwerking van de klacht.

5 VERWEER

5.1 Verweerder heeft gesteld dat hij zich niet in het door klager gestelde relaas herkent. Verweerder heeft voorts gesteld dat er meerdere malen gepoogd is tot onderlinge afspraken te komen zowel rechtstreeks als met de advocaat van klager. Van enige bereidheid tot constructief overleg aan klagers kant is verweerder niet gebleken. Voorts heeft verweerder aangegeven dat als gevolg van klagers gedrag en handelen is besloten tot een aanvullend verzoek strekkende tot de toewijzing van het eenhoofdig gezag. Verweerder heeft tenslotte gesteld dat klager de zaken verdraait, nu er juist veel tijd en energie gestoken is in het pogen klager tot rust en zinnen te laten komen. Verweerder is van mening dat het ondoenlijk was om met klager tot afspraken te komen.

6 BEOORDELING

6.1 Gelet op het vorenstaande, de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de voorzitter. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus bij vervroeging gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.