ECLI:NL:TADRSGR:2014:103 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4516/14.101

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:103
Datum uitspraak: 07-05-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4516/14.101
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De beklaagde advocaat heeft onbetwist gesteld dat klager had aangegeven dat de vaststelling van een omgangsregeling met zijn dochter voor hem het belangrijkste was. De beklaagde advocaat heeft zich hier ook voor ingespannen. Ter zitting heeft de rechter voorgesteld de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te laten rusten. Klager heeft hiermee ingestemd. Dat klager achteraf spijt van deze beslissing heeft, kan in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk aan de beklaage advocaat worden tegengeworpen. Bij de financiële beoordeling van de aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand speelt de advocaat geen rol. De beklaagde advocaat kan dan ook geen invloed hebben gehad op het besluitvormingsproces van de Raad voor Rechtsbijstand terzake. Klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond.   Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.    

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van 1 mei 2014 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam met kenmerk R 2014/43, door de raad ontvangen op   2 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager sedert mei 2013 bijgestaan in diverse zaken, betreffende de echtscheiding van klager, een ondertoezichtstelling en een omgangsregeling.

1.2 Verweerster heeft de behandeling van deze zaken overgenomen van mr. L. mr. L. heeft in de echtscheidingsprocedure het verweerschrift opgesteld.

1.3 Verweerster heeft bij brief van 6 mei 2013 aan klager bevestigd dat zij klager zou bijstaan ter zake het voeren van verweer tegen een verzoekschrift tot ondertoezichtstelling van klagers dochter.

1.4 Bij brief van 1 juli 2013 heeft verweerster aan klager bevestigd dat zij op klagers verzoek ook de behandeling van de echtscheidingsprocedure zal overnemen. Verweerster heeft zich vervolgens gesteld in deze procedure bij de rechtbank Midden-Nederland.

1.5 Verweerster is met ingang van 13 januari 2014 van kantoor gewisseld.

1.6 Bij brief van 30 januari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat

  a. zij klaagster verkeerd heeft geïnformeerd en op het allerlaatste moment stukken heeft ingeleverd en ‘meewerkt’ aan een voor klaagster negatief verloop van de zittingen

  b. zij de huwelijkse voorwaarden niet goed heeft afgewikkeld

  c. de Raad voor Rechtsbijstand toevoegingen heeft verleend in klagers zaken, terwijl klagers inkomen destijds boven de inkomensgrens lag.

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste gediend zijn. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst aan de orde zijn als een advocaat onjuist adviseert en optreedt en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Op basis van de stukken en de tegenstrijdige standpunten kan de juistheid van de gestelde verwijten niet worden vastgesteld. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd. In het kader van het bemiddelingsgesprek dat met de deken heeft plaatsgevonden, is gebleken dat de door verweerster ingeleverde stukken bij het gerechtshof, stukken betroffen die in eerste aanleg reeds waren overgelegd en dus al in het bezit van het gerechtshof waren. Verweerster heeft gesteld dat de nazending van deze stukken slechts heeft plaatsgevonden, omdat klager hierop had aangedrongen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat klager had aangegeven dat de vaststelling van een omgangsregeling met zijn dochter voor hem het belangrijkste was. Verweerster heeft zich hier ook voor ingespannen. Voorafgaand aan de zitting heeft klager een pleitnota van verweerster ontvangen. Ter zitting heeft de rechter voorgesteld de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te laten rusten. Klager heeft hiermee ingestemd. Dat klager achteraf spijt van deze beslissing heeft, kan in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk aan verweerster worden tegengeworpen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Verweerster heeft terecht gesteld dat zij geen invloed heeft op het al dan niet toekennen van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. Bij de financiële beoordeling van de aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand speelt de advocaat geen rol. Verweerster kan dan ook geen invloed hebben gehad op het besluitvormingsproces van de Raad voor Rechtsbijstand.

3.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.M. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 7 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.