ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4128 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4121/13.28

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4128
Datum uitspraak: 28-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4121/13.28
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedagigheid van mediator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klachtonderdelen zien op de wijze waarop verweerster als mediator heeft gehandeld. Uit de gestelde verwijten kunnen niet zodanige gedragingen van verweerster worden afgeleid dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou kunnen worden geschaad. Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 30 januari 2013, door de Raad ontvangen op 31 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster is door de werkgever van klager benaderd om op te treden als mediator in een arbeidsrechtelijk geschil tussen klager en zijn werkgever met betrekking tot klagers re-integratie. Verweerster heeft een standaard mediation overeenkomst naar klager gestuurd. Deze is door klager niet ondertekend. Na een gesprek tussen verweerster en klager, die daarbij werd vergezeld door een adviseur, te weten de heer L., Secretaris van de Stichting Expertgroep Klokkenluiders, heeft verweerster zich teruggetrokken.

1.2    Bij brief van 21 september 2012 heeft klager tegen verweerster bij de deken een klacht ingediend. Ook heeft hij een klacht tegen verweerster ingediend bij Nederlands Mediation Instituut (NMI).

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met de voor haar geldende gedragsregels 1, 2 lid 1, 4, 5, 8 en 9 en dat zij:

a.    handelt in strijd met de basale voorwaarden voor mediation door, ondanks dat verweerster op de hoogte was met het feit dat klager niet vrijwillig meewerkte aan de mediation, deze toch heeft willen doorzetten. Voorts heeft verweerster nagelaten klager op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en daarbij aangedrongen op het direct aanvangen van de mediation;

b.    de professionele regels en richtlijnen bij aanvang en uitvoering van een mediationproces schendt, door bewust een onjuiste en eenzijdige mediationovereenkomst op te stellen, waarbij de geformuleerde probleemstelling bezijden de waarheid was;

c.    zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling, verwijtbare samenwerking en het uitoefenen van ongeoorloofde dwang, nu verweerster een (voormalige) functionele relatie heeft met de zaakwaarnemer van de werkgever van klager, hetgeen verweerster voor klager heeft verzwegen. Voorts is grote druk op klager uitgeoefend om deel te nemen aan de mediation en heeft verweerster samengespannen met klagers wederpartij;

d.    niet onafhankelijk is en onbetrouwbaar is als mediator vanwege het feit dat verweerster een (functionele) relatie heeft (gehad) met klagers zaakbehandelaar van klagers werkgever.

3.    BEOORDELING

3.1    De voorzitter zal eerst beoordelen of het handelen van verweerster onder het bereik van het voor advocaten geldende tuchtrecht kan worden gebracht. Daarbij overweegt de voorzitter dat de advocaat die als mediator optreedt een eigen positie inneemt. Zijn handelen wordt beheerst door eigen regels, in dit geval de richtlijnen van het NMI. Dat betekent weliswaar niet dat het advocatentuchtrecht in dit geval niet van toepassing is, want het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht van toepassing blijft. Echter toetst de tuchtrechter In een dergelijk geval slechts aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocatuur door de gestelde gedragingen (in dit geval: bij het optreden als mediator) wordt geschaad. De voorzitter zal verweersters handelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2    De klachtonderdelen a tot en met d zien op de wijze waarop verweerster als mediator heeft gehandeld. Uit de gestelde verwijten kunnen niet zodanige gedragingen van verweerster worden afgeleid dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou worden geschaad.

3.3    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 28 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.