ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4127 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4120/13.27

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4127
Datum uitspraak: 19-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4120/13.27
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In casu is uit de stukken noch anderszins gebleken dat verweerster de haar toekomende ruime mate van vrijheid om de belangen van haar client te behartigen, op een wijze die haar passend voorkomt, te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.   Het stond verweerster volstrekt vrij een verzoek ex artikel 1:151 BW in te dienen. Verweerster en haar cliënte kunnen door klager niet verplicht worden een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in te dienen. Deze stelling van klager staat bovendien haaks op het feit dat klager van mening is dat het huwelijk van partijen niet duurzaam zou zijn ontwricht. Het stond verweerster vrij zich te laten vervangen ter gelegenheid van een zitting. Verweerster is ter zake geen verantwoording verschuldigd aan klager dan wel zijn advocaat. Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken voor de Orde bij de Hoge Raad der Nederlanden van 28 januari 2013, door de Raad ontvangen op 29 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster behartigt de belangen van de (voormalig) echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure.

1.2    Bij brief van 27 augustus 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerster in het bijzonder dat zij:

a.    in plaats van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding een procedure ex artikel 1:151 BW aanhangig heeft gemaakt;

b.    in strijd handelt met gedragsregel 3 door haar aandacht te richten op allerlei onbelangrijke zaken in plaats van te streven naar een regeling in der minne;

c.    zich tijdens een zitting bij het gerechtshof heeft laten vervangen door haar zuster zonder aankondiging vooraf aan klager of zijn advocaat, hetgeen klager in strijd met de goede manieren acht;

d.    zich schuldig maakt aan onvolledige kennis van het dossier en slechts formele standpunten inneemt op vragen van klagers kant in plaats van inhoudelijk te reageren;

e.    ten onrechte haar cliënte heeft geadviseerd aangifte tegen klager te doen wegens verduistering van deel III van het kentekenbewijs, terwijl klagers voormalig echtgenote wist dat klager dit deel in zijn bezit had;

f.    ten onrechte de 11 jarige dochter van partijen heeft betrokken bij het opstellen van processtukken voor het gerechtshof;

g.    met haar adviezen aan cliënte conflict versterkend werkt en de aard van haar adviezen de betamelijkheidsgrenzen overschrijden.

Klager is voorts van mening dat als verweerster niet in staat is haar cliënte te overtuigen van de wenselijkheid van een minnelijke regeling, zij haar dienstverlening ten behoeve van cliënte zou moeten staken.

3.    BEOORDELING

3.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat die informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2    In het onderhavige geval is uit de stukken noch anderszins gebleken dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3    Het stond verweerster volstrekt vrij een verzoek ex artikel 1:151 BW in te dienen. Verweerster en haar cliënte kunnen door klager niet verplicht worden een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in te dienen. Deze stelling van klager staat bovendien haaks op het feit dat klager van mening is dat het huwelijk van partijen niet duurzaam zou zijn ontwricht.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4    Verweerster behartigt de belangen van de voormalig echtgenote van klager. Die belangen kunnen anders of in strijd zijn met klagers belangen. Dit betekent niet dat verweerster door die belangen te verwoorden of te behartigen tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager zou handelen. Bij gebrek aan schriftelijke stukken, waaruit dat blijkt, kan niet worden vastgesteld dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 3.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5    Het stond verweerster vrij zich te laten vervangen ter gelegenheid van een zitting. Verweerster is ter zake geen verantwoording verschuldigd aan klager dan wel zijn advocaat.

Ten aanzien  van de klachtonderdelen d, e, f en g

3.6    Niet kan worden vastgesteld dat verweerster niet inhoudelijk heeft gereageerd op vragen van klagers kant. De overige verwijten treffen geen doel, nu deze vallen onder bovenomschreven vrijheid van verweerster als advocaat van de wederpartij.

3.3    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met g kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met g als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 19 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.