ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4121 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4119/13.26

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4121
Datum uitspraak: 20-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 4119/13.26
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vast staat dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de juiste tenaamstelling van zijn cliënte. Dit laatste brengt niet zonder meer mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband is van belang dat de inleidende dagvaarding en het herstelexploot zijn uitgebracht onder verantwoordelijkheid van andere advocaten. Bovendien bevond zich in het dossier een uittreksel van de Kamer van Koophandel bevond. Relevant in dat kader is dat het verschil tussen de informatie zoals die uit het Handelsregister blijkt en de naam van de eisende partij in de procedure zich beperkt tot de letter “C”. Het heeft er dan ook de schijn van dat abusievelijk door de voorganger(s) van verweerder vergeten is de letter “C” ook in de processtukken een plaats te geven. Deze omissie rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar gedrag van verweerder. Verweerder heeft gesteld dat evident is dat met de omschreven naam in de processtukken dezelfde vennootschap wordt bedoeld als de vennootschap zoals omschreven in het uittreksel van de Kamer van Koophandel. De voorzitter heeft geen reden daar anders over te denken. Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 januari 2013, door de Raad ontvangen op 28 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Mr. V. heeft de belangen behartigd van klagers wederpartij, C B.V., en heeft op 15 en 23 november 2004 een dagvaarding laten betekenen aan de gedaagde partijen, waaronder klager.

1.2    Vervolgens is de behandeling van mr. V.’s zaak overgenomen door mr. R. Laatstgenoemde heeft op 11 januari 2005 een herstelexploit laten betekenen en de zaak aangebracht bij de rechtbank Rotterdam.

1.3    Op of omstreeks 24 maart 2006, kort voor de comparitie van partijen in de betreffende procedure, heeft verweerder de behandeling van de zaak van mr. R. overgenomen. Aansluitend heeft verweerder de comparitie bijgewoond en de verdere procedure gevoerd.

1.4    In voornoemde procedure heeft de rechtbank op 8 juni 2011 vonnis gewezen, waarbij de eisende partij is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van klager.

1.5    Nadien is gebleken dat de eisende partij in de procedure, een vennootschap, niet bestond, waardoor de gemachtigde van klager de proceskosten niet heeft kunnen incasseren.

1.6    Bij brief van 25 september 2012 heeft de gemachtigde van klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij is opgetreden voor een niet bestaande vennootschap. De identiteit van de cliënt van verweerder zou door hem op onjuiste wijze zijn vastgesteld. Verweerder zou daarbij in strijd hebben gehandeld met artikel 7 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit (Vafi). Verweerder heeft daarom ook in strijd gehandeld met de gedragsregels 1, 4 en 30.

3.    BEOORDELING

3.1    Vastgesteld kan worden dat verweerder eerst gaandeweg de procedure als advocaat voor C B.V. is gaan optreden. Dit betekent dat de dagvaarding en processtukken vóór de comparitiedatum zijn opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van andere advocaten van andere kantoren.

3.2    Strikt genomen rust ook op een advocaat die een procedure overneemt de verplichting bij de aanvaarding van de opdracht de identiteit van de cliënt te vergewissen.

3.3    De Vafi waarop (de gemachtigde van) klager zich beroept is eerst op 1 juli 2009 in werking getreden, derhalve ruim drie jaar nadat verweerder als opvolger van twee andere advocaten voor C B.V. in een procedure is gaan opgetreden. Vast staat dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de juiste tenaamstelling van zijn cliënte. Dit laatste brengt niet zonder meer mee dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband is van belang dat de inleidende dagvaarding en het herstelexploot zijn uitgebracht onder verantwoordelijkheid van andere advocaten. Bovendien bevond zich in het dossier een uittreksel van de Kamer van Koophandel bevond. Relevant in dat kader is dat het verschil tussen de informatie zoals die uit het Handelsregister blijkt en de naam van de eisende partij in de procedure zich beperkt tot de letter “C”. Het heeft er dan ook de schijn van dat abusievelijk door de voorganger(s) van verweerder vergeten is de letter “C” ook in de processtukken een plaats te geven. Deze omissie rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar gedrag van verweerder.

3.4    Verweerder heeft gesteld dat evident is dat met de omschreven naam in de processtukken dezelfde vennootschap wordt bedoeld als de vennootschap zoals omschreven in het uittreksel van de Kamer van Koophandel. De voorzitter heeft geen reden daar anders over te denken.

3.4    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 20 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    (de gemachtigde van) klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.