ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4118 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4056/12.190

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4118
Datum uitspraak: 04-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R.4056/12.190
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder treedt op als curator in het faillissement van klaagster. Ten tijde van de faillietverklaring liep een procedure van klaagster tegen derden tot het verkrijgen van schadevergoeding. Verweerder heeft hierover, na verkregen toestemming van de rechter-commissaris, een schikking getroffen. Klacht dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door klaagsters belangen tegenover de derden niet of onvoldoende te behartigen; dat verweerder verzuimd heeft een onderzoek in te stellen naar de inhoud en achtergrond van het faillissementsverzoek; dat verweerder in de zaak tegen de derden een schikkingsvoorstel aan de RC heeft voorgelegd; tenslotte dat verweerder post voor klaagster heeft achtergehouden. De voorzitter wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af. De raad laat een in het verzet aangevoerd nieuw verwijt buiten beschouwing, daar het geen onderdeel van de klacht vormt. De raad verenigt zich verder met de beoordeling van de voorzitter. Verzet ongegrond.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 oktober 2012, door de raad ontvangen op 17 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 15 november 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 15 november 2012 aan partijen verzonden.

1.3    Bij brief van 19 november 2012, door de raad ontvangen op 20 november 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Bij brief van 13 december 2012 heeft verweerder stukken in het geding gebracht.

1.5    Bij e-mail van 24 december 2012 heeft klaagster stukken in het geding gebracht.

1.6    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 januari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a.    zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door klaagsters belangen tegenover de NLS en mr. V niet, althans onvoldoende te behartigen;

b.    verzuimd heeft een onderzoek in te stellen naar de inhoud en achtergrond van het tegen klaagster ingediende faillissementsverzoek;

c.    op 10 juli 2012 aan de rechter-commissaris een schikkingsvoorstel voorgelegd tussen hem en de NLS en mr. V;

d.    post voor klaagster heeft achtergehouden.

3.3    In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Zij heeft aangevoerd dat tot haar klacht mede behoort het verwijt dat verweerder de actio Pauliana niet heeft ingeroepen met betrekking tot handelingen van anderen, verricht voor het faillissement.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    In het verzet heeft klaagster, zoals hiervoor is vermeld, aangevoerd dat haar klacht ook het verwijt omvat dat verweerder geen toepassing heeft gegeven aan de actio Pauliana. Klaagster heeft daarbij verwezen naar haar brief van 25 september 2012 aan de deken.

5.2    Klaagster heeft het verwijt inzake de actio Pauliana aan haar klacht toegevoegd nadat het onderzoek van de klacht door de deken was afgerond en hij partijen bij brief van 24 september 2012 zijn bevindingen en conclusie had meegedeeld.   

Het verwijt is aldus niet als onderdeel van de klacht op de door de wet voorgeschreven wijze ingediend en onderzocht. De raad zal hierom dit verwijt buiten beschouwing laten.   

Ten overvloede overweegt de raad dat niet is gebleken van handelingen van klaagster, verricht voor haar faillissement, die het inroepen van de actio Pauliana zouden kunnen rechtvaardigen.   

5.3    De beoordeling hierna heeft betrekking op de klacht zoals deze is vermeld onder nummer 3.2

5.4    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.5    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.