ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4084 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3795/11.197

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4084
Datum uitspraak: 18-02-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 3795/11.197
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In het verzet heeft klager herhaald wat hij in de klachtprocedure naar voren heeft gebracht. De Raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter. Uit de in de verzetprocedure toegezonden processen-verbaal van de gehouden zittingen in de zaak van klager blijkt niet dat verweerder uitlatingen over klager heeft gedaan tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak van klager, zoals klager heeft gesteld. Het verzet is ongegrond.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 september 2011 met kenmerk R 10/11/100 ml, door de raad ontvangen op 15 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 26 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 september 2011 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 30 september 2011 door de raad ontvangen op 4 oktober 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Bij brief van 24 februari 2012 heeft de griffier van de raad klager bericht dat de behandeling van de klachtzaak zou plaatsvinden op 19 maart 2012 om 15.40 uur.

1.5    Bij brief van 5 maart 2012 heeft klager de voorzitter en de leden van de raad gewraakt.

1.6    Bij beslissing van 1 oktober 2012 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.

1.7    Bij brief van 29 november 2012 heeft de griffier van de raad partijen bericht dat de behandeling van de klachtzaak zou plaatsvinden op 17 december 2012 om 11.30 uur.

1.8    Bij e-mailbericht van 1 november 2012 heeft klager nogmaals mr. N., lid van de raad, gewraakt.

1.9    Bij beslissing van 10 december 2012 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.

1.10    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.11    De raad heeft kennisgenomen van de in het dossier aanwezige stukken, waaronder:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager d.d. 30 september 2011;

    - diverse e-mailberichten van klager;

    - brief van 1 november 2011 met bijlagen van verweerder.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Op 11 maart 2011 heeft de officier van justitie een verzoekschrift ingediend tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming van klager in een psychiatrisch ziekenhuis.

2.2    Op 31 maart 2011 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden, waarbij onder meer verweerder namens de advocaat van klager is verschenen. Klager is niet verschenen. De behandeling van het verzoek is vervolgens aangehouden om klager in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

2.3    Bij e-mail bericht van 6 april 10.39 uur heeft verweerder klager als volgt geschreven:

“Vanmiddag om 15.10 uur is de zitting. Het gaat dus om een verzoek voorlopige machtiging (gedwongen opname in een psychiatrische instelling voor maximaal 6 maanden).

Het is belangrijk dat u bij de zitting bent en uw mening geeft. (Er is geen hoger beroep mogelijkheid!)

Het is ook belangrijk dat u door mij of een andere advocaat wordt bijgestaan. Nogmaals: u bent nu welkom om de stukken met mij te komen bespreken. Als u niet bij mijn kantoor langskomt zal ik om 14.45 uur bij de Kajuit zijn om met u te spreken.”

2.4    Op 6 april 2011 heeft de opvolgende behandeling ter zitting plaatsgevonden. Verweerder is daar namens de advocaat van klager verschenen. Klager is wederom niet verschenen. Uit de beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 6 april 2011 volgt dat verweerder heeft aangegeven dat klager niet juist is opgeroepen. In het proces-verbaal van de zitting van 6 april 2011 is onder meer opgenomen:   

“ (…)   

Mr. X:   

Betrokkene is niet juist opgeroepen, omdat de locatie en het tijdstip van de zitting niet duidelijk vermeld waren. Het adres van de locatie van de zitting staat onjuist op de oproep vermeld. Daarnaast is het tijdstip van de zitting gewijzigd.

Ik heb geen contact gehad met betrokkene. Ik heb alleen e-mails en ik heb de indruk dat hij tegen de rechterlijke machtiging is. Uit de e-mails leid ik af dat betrokkenen geen rechterlijke machtiging wil en dat hij wil dat de rechterlijke machtiging afgewezen wordt.   

(…) “   

2.5    Bij beschikking van 6 april 2011 van de Rechtbank Rotterdam is een voorlopige machtiging om klager te doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis afgegeven.

2.6    Bij e-mailbericht van 12 mei 2011 heeft verweerder klager laten weten dat hij niet meer als zijn advocaat wil optreden vanwege de wijze waarop de contacten tussen klager en verweerder zijn verlopen.

2.7    Op 21 oktober 2011 heeft de Rechtbank Rotterdam een aanvullend proces-verbaal opgemaakt van het verhoor gehouden op 6 april 2011 te Rotterdam. In dit aanvullend proces-verbaal is opgenomen:

“(…)

Mr. X.:   

Ik heb tijdens de eerste zitting op 31 maart 2011 niet gezegd dat betrokkene op de hoogte was van deze zitting zoals dit omschreven is in het proces- verbaal van de zitting van 31 maart 2011. Ik zou graag willen dat deze correctie wordt opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van vandaag, 6 april 2011."

2.8    Bij brieven van 25 juli 2011 en 1 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij ter gelegenheid van een zitting heeft gesteld dat klager geestelijk ziek is en niet in staat zijn belangen te behartigen.

3.1    De gronden van het verzet houden een herhaling in van hetgeen in de klachtprocedure naar voren is gebracht.

4    BEOORDELING

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven. Uit de toegezonden processen-verbaal van de gehouden zittingen blijkt bovendien niet dat verweerder uitlatingen heeft gedaan, zoals klager heeft gesteld.

5    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.