ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3928 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4107/13.14

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3928
Datum uitspraak: 04-02-2013
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R. 4107/13.14
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld waarom hij door het lange tijdsverloop in zijn verdediging wordt belemmerd. Enerzijds beschikt verweerder niet langer over het betreffende dossier, anderzijds is het geheugen van verweerder aangetast ten gevolge van een hersenbloeding in 2008. De stelling van klager dat hij pas een klacht heeft kunnen indienen op het moment dat de cassatieprocedure was afgerond, is door klager onvoldoende gemotiveerd. Daarbij komt dat klager na het arrest van de Hoge Raad in 2010 nog ruim twee jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. Ook overigens is niet gebleken van overige bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop rechtvaardigen.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken voor de Orde bij de Hoge Raad der Nederlanden van 14 januari 2013, door de Raad ontvangen op 16 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft de belangen van klager en diens vennootschap behartigd vanaf 1995 in een geschil met een aantal andere vennootschapen over het gebruik van de naam van de vennootschap van klager als handelsnaam en merk in Nederland.

1.2    In 1995 heeft een kort geding procedure plaatsgevonden. Verweerder heeft tegen het kort geding vonnis in die procedure één dag te laat hoger beroep ingesteld.

1.3    De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 3 december 2003 in de bodemprocedure de wederpartij van klagers vennootschap in het gelijk gesteld.

1.4    Verweerder heeft nagelaten één van de wederpartijen van klagers vennootschap in dit geschil in hoger beroep te dagvaarden. Verweerder heeft tevergeefs getracht deze omissie te herstellen.

1.5    Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 10 juli 2008 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.6    De Hoge Raad heeft het cassatieberoep tegen voornoemd arrest op 9 juli 2010 verworpen.

1.7    Bij brief van 30 augustus 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder dat hij tegen een kort geding vonnis uit 1995 één dag te laat hoger beroep heeft ingesteld en in de hoger beroep dagvaarding in de bodemprocedure van 2004 heeft vergeten een wederpartij te dagvaarden.

3.    BEOORDELING

3.1    In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2    Verweerder heeft gemotiveerd gesteld waarom hij door het lange tijdsverloop in zijn verdediging wordt belemmerd. Enerzijds beschikt verweerder niet langer over het betreffende dossier, anderzijds is het geheugen van verweerder aangetast ten gevolge van een hersenbloeding in 2008. De stelling van klager dat hij pas een klacht heeft kunnen indienen op het moment dat de cassatieprocedure was afgerond, is door klager onvoldoende gemotiveerd. Daarbij komt dat klager na het arrest van de Hoge Raad in 2010 nog ruim twee jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. Ook overigens is niet gebleken van overige bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop rechtvaardigen.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 4 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.