ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3870 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3918/12.52

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3870
Datum uitspraak: 07-01-2013
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R.3918/12.52
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Verweerster behartigt de belangen van klagers ex-echtgenote in geschillen over een omgangsregeling, die gebaseerd is op een convenant. In een brief aan klager heeft verweerster onder meer meegedeeld dat, indien klager niet zou bevestigen dat hij het kind op een bepaalde datum om 10 uur ’s morgens bij zijn ex-echtgenote zou terugbrengen, verweerster haar cliënte zou adviseren het kind in de gehele vakantie bij zich te houden. Verweerster is met de gewraakte passage in haar brief de haar toekomende vrijheid bij de belangenbehartiging voor haar cliënte te buiten is gegaan. Zij heeft aan klager meegedeeld dat zij haar cliënte zou adviseren te handelen in strijd met de overeengekomen omgangsregeling. Klacht gegrond. Geen maatregel.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 februari 2012, door de raad ontvangen op 17 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klager, die werd vergezeld van S., en verweerster, die werd vergezeld van haar kantoorgenoot mr. N.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Mr. N. heeft een pleitnota overgelegd.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2011 is tussen klager en zijn ex-echtgenote een geschil ontstaan over de omgang met zijn zoon. Omtrent de omgang is in een, onder leiding van een mediator opgesteld, convenant een omgangsregeling opgenomen.   

Tevens is een bepaling opgenomen, die inhoudt dat partijen zich bij eventuele geschillen eerst tot een mediator zullen wenden en, indien daar geen oplossing uit voortvloeit, zich daarna tot de rechter wenden.

2.3    De belangen van klagers ex-echtgenote in voormeld geschil worden behartigd door verweerster.

2.4    Het geschil tussen klager en zijn ex-echtgenote spitst zich toe op de uitleg en uitvoering van het convenant betreffende de omgangsregeling, in het bijzonder de uitvoering in de meivakantie van 2011.

2.5    Bij brief van 25 februari 2011 heeft verweerster namens haar cliënte onder meer het volgende aan klager meegedeeld:

“Cliënte gaf mij aan dat u niet tot goede afspraken heeft kunnen komen omtrent de uitvoering van de omgangsregeling in de aankomende meivakantie. Conform artikel 3.5 van het convenant geldt dat u [de zoon, RvD] bij u zult hebben van 20 april 2011 08.00 uur ’s morgens voor de duur van veertien dagen, tot zondag 8 mei 2011.   

(…)

U heeft daarop cliënte te kennen gegeven dat u, indien de vrouw niet zal instemmen met uw verzoek, [de zoon, RvD] ook op Moederdag 8 mei, tot ’s avonds bij u zult houden. Echter, uit artikel 3.5 van het convenant blijkt dat [de zoon, RvD] na de vakantie op de laatste zondag om 10.00 uur bij cliënte teruggebracht dient te worden.   

Gelet op het vorenstaande verzoek ik u mij te bevestigen dat u [de zoon, RvD] op zondag 8 mei 2011 om 10 uur ’s morgens bij cliënte zult terugbrengen. Indien u daartoe niet bereid bent zal ik cliënte adviseren [de zoon, RvD] in de gehele meivakantie bij haar te houden.”

2.6    Bij brief van 20 juli 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij klager een dreigbrief heeft geschreven, waarin zij aangaf dat, als klager niet aan de eisen van zijn ex-echtgenote voldeed, verweerster de ex-echtgenote zou adviseren om klagers zoon de gehele meivakantie bij klager vandaan te houden.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt.    

Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. De vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. Onder omstandigheden dient de advocaat rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. 

5.2    De klacht ziet op de uitlating van verweerster in het slot van haar brief van 25 februari 2011, zoals is vermeld in de laatste twee volzinnen van het in nummer 2.5 staande citaat.

5.3    Uit de stukken blijkt dat klager de zoon gedurende die meivakantie bij zich zou hebben van 20 april 2011 tot 8 mei 2011. Blijkbaar is discussie ontstaan over de vraag of klager zijn zoon op 8 mei 2011, welke dag samenviel met moederdag, om 10 uur ’s ochtends zou terugbrengen dan wel aan het eind van de dag.

5.4    Verweerster heeft aangevoerd dat, nadat de relatie tussen klager en de cliënte van verweerster was geëindigd, partijen meermalen en langdurig tegenover elkaar hebben gestaan en elkaar in juridische procedures hebben bevochten. Volgens verweerster kwam met de totstandkoming van een zorgplan, waarin ook een vakantieregeling was vastgelegd, aan de problemen geen einde en kwam klager die regeling, volgens verweersters cliënte, regelmatig niet na, legde hij die regeling anders uit en handelde hij telkens naar zijn eigen uitleg.   

Deze omstandigheden hebben volgens verweerster geleid tot haar brief van 25 februari 2011 en het daarin opgenomen advies dat zij aan haar cliënte zou geven indien klager de verlangde bevestiging niet zou geven. Verweerster is van mening dat zij de belangen van klager niet onnodig of onevenredig heeft geschaad, althans dat niet kan worden gezegd dat zij geen redelijk doel nastreefde.

5.5    De raad is van oordeel dat verweerster met de gewraakte passage in haar brief de haar toekomende vrijheid bij de belangenbehartiging voor haar cliënte te buiten is gegaan. Zij heeft aan klager meegedeeld dat zij haar cliënte zou adviseren te handelen in strijd met de overeengekomen omgangsregeling.

Anders dan verweerster stelt, gaat het niet om het meedelen van het standpunt van haar cliënte, maar om een door verweerster aan haar cliënte te geven advies, voor het geval klager niet aan bepaalde wensen van verweersters cliënte zou voldoen. Hieraan doet niet af dat verweersters cliënte, naar verweerster ter zitting heeft aangevoerd, haar te kennen had gegeven te overwegen het kind thuis te houden.   

5.6    De raad is gezien het voorgaande van oordeel dat verweerster met de mededeling in het slot van haar brief de gerechtvaardigde belangen van klager heeft geschaad, althans heeft gedreigd daaraan schade toe te brengen.   

De klacht is derhalve gegrond.

6    MAATREGEL

    Bij het bepalen van de maatregel neemt de raad enerzijds in aanmerking hetgeen verweerster heeft aangevoerd over de context en voorgeschiedenis, anderzijds dat verweerster ter zitting heeft gesteld dat zij in haar communicatie naar een wederpartij een passage als die waarover deze klacht gaat niet nogmaals zou gebruiken.   

De raad volstaat daarom met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

7.    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.A. van Keulen, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl