ECLI:NL:TADRSGR:2013:97 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4273/13.180b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:97
Datum uitspraak: 29-07-2013
Datum publicatie: 06-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4273/13.180b
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uit de stukken volgt dat de verweten gedragingen zien op de kantoorgenoot van verweerder. De werkzaamheden van verweerder in de betreffende zaak hebben zich beperkt tot het onderteken van brieven. Een enkele brief is rechtstreeks van verweerder afkomstig. Nu ten aanzien van verweerder niet specifiek is onderbouwd waarom zijn handelwijze klachtwaardig zou zijn, leidt dit tot kennelijke ongegrondheid van de klacht. Klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 11 juli 2013, door de raad ontvangen op 12 juli  2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klagers sub 1 en 2 zijn in augustus 1961 met hun ouders verhuisd naar de ouderlijke woning. Klager sub 1 heeft tot 2003 met beide ouders in deze woning gewoond.

1.2    Eind 2003 is de vader van klagers sub 1, 2 overleden. Klaagster sub 3 (moeder) is in 2003/2004 opgenomen in een verzorgingstehuis.

1.3    Klager sub 1 is in de ouderlijke woning blijven wonen. Klager sub 2 heeft door omstandigheden gedurende een periode van 1,5 jaar weer bij zijn broer (klager sub 1) in de ouderlijke woning gewoond.

1.4    Op 24 mei 2011 hebben twee medewerksters van de verhuurder van de ouderlijke woning, X., en een door X. ingeschakelde onderzoeker een bezoek gebracht aan de ouderlijke woning.

1.5    X. heeft klagers sub 1, 2 en 3 bij brief van 10 juni 2011 aangeschreven met de mededeling dat zij onrechtmatig in de woning verbleven.

1.6    Op 29 september 2011 is een dagvaarding uitgebracht, waarbij X. een vordering heeft ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst bij de rechtbank Den Haag, sector Kanton. Een kantoorgenoot van verweerder, mr. L., behartigt de belangen van X. in die procedure als gemachtigde.

1.7    Op 18 oktober 2011 heeft mr. S. zich namens klager sub 1, 2 en 3 gesteld en vervolgens de conclusie van antwoord ingediend. Bij brief van 11 december 2011 heeft mr. S. zich aan de zaak onttrokken en hebben klagers sub 1, 2 en 3 de procedure zelf gevoerd.

1.8    Bij brief van 22 december 2011 hebben klagers sub 1, 2 en 3 de huur opgezegd tegen 31 december 2011.

1.9    Op 3 januari 2012 heeft X. een akte van constatering op laten maken om de toestand van de woning vast te leggen bij het einde van de huur.

1.10    X. heeft zich op het standpunt gesteld dat opzegging van de huur eerst tegen 31 januari 2012 mogelijk was en heeft in dat kader op 7 maart 2012 een brief tot eisvermeerdering aan de rechtbank gezonden. X. heeft in de eisvermeerdering eveneens een bedrag van € 3.261,58 opgenomen in het kader van de herstel- en verbouwingswerkzaamheden, het opknappen van de tuin, het reinigen van de woning en het afvoeren van de achtergebleven inboedel.

1.11    Bij brief van 23 april 2012 hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder:

a.    het bezoek van de medewerkers van X. en de ingeschakelde onderzoeker op 24 mei 2011 en het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport;

b.    dat hij zich jegens klagers onnodig grievend heeft uitgelaten;

c.    de wijze waarop hij de zaak (inhoudelijk) heeft behandeld.

3.    BEOORDELING

3.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2    Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met c

3.3    Uit de stukken volgt dat de verweten gedragingen zien op de kantoorgenoot van verweerder, mr. L. De werkzaamheden van verweerder in de betreffende zaak hebben zich beperkt tot het onderteken van brieven van mr. L. Een enkele brief is rechtstreeks van verweerder afkomstig. Nu ten aanzien van verweerder niet specifiek is onderbouwd waarom zijn handelwijze klachtwaardig zou zijn, leidt dit tot kennelijke ongegrondheid van de klacht.

3.4    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 juli 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.