ECLI:NL:TADRSGR:2013:66 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3949/12.87

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:66
Datum uitspraak: 13-05-2013
Datum publicatie: 11-07-2013
Zaaknummer(s): R. 3949/12.87
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vijf klachtonderdelen hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. Een advocaat is volledig verantwoordelijk voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd. Uitgangspunt is dat een advocaat bij het in overleg met de cliënt te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak zodanig optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De raad constateert dat niet gebleken is dat verweerster bij de behandeling van de zaak van klaagster kennelijk onjuist heeft opgetreden of klaagster onjuist heeft geadviseerd of dat klaagsters belangen zijn geschaad. Met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op het zich terugtrekken van de advocaat uit een zaak overweegt de raad dat het een advocaat vrijstaat om te bepalen of hij een cliënt in een bepaalde zaak, in het kader van klaagster hoger beroep, wenst bij te staan. Verweerster heeft klaagster ruim binnen de beroepstermijn ingelicht dat zij geen hoger beroep zou instellen. Klaagster heeft daarmee ruimschoots de mogelijkheid gehad om zich tot een andere advocaat te wenden teneinde hoger beroep in te stellen. De klachtonderdelen zijn alle ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 2 april 2012 met kenmerk R 11/12/61, door de raad ontvangen op 3 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een procedure bij de Rechtbank Rotterdam, sector kanton in een geschil tussen klaagster en K. B.V. (hierna ook te noemen: de werkgever), over terugbetaling van studiekosten.

2.2 Bij emailbericht van 12 maart 2010 heeft klaagster verweerster verzocht om toezending van een concept verweer.

2.3 Bij email van 12 maart 2010 heeft verweerster klaagster een concept conclusie van antwoord toegezonden met het verzoek om een reactie te geven.

2.4 Bij email van 14 maart 2010 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:

“Zeer motiverend las ik uw bericht en kan mij als verdediging hierin terugvinden.

(…)”.

2.5 Ter rolle van 18 maart 2010 heeft verweerster de door klaagster geaccordeerde conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie ingediend.

2.6 Bij tussenvonnis van 7 april 2010 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald op 25 mei 2010.

2.7 Op 25 mei 2010 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Verweerster heeft klaagster ter comparitie vergezeld.

2.8 Bij emailbericht van 27 mei 2010 heeft klaagster verweerster onder meer geschreven:

“Op 25 mei 2010 hebben wij gezamenlijk de rechtzitting bijgewoond.

Allereerst wil ik u bedanken voor uw ondersteuning in deze zaak. Ik heb het vertrouwen in u om deze zaak tot een goed eind af te sluiten.

(..)

Het in der minne schikken is voor mij geen optie.

(…)”.

2.9 Bij email van 28 mei 2010 heeft verweerster klaagster geadviseerd de zaak met de wederpartij te regelen.

2.10 Bij email van 29 mei 2010 heeft klaagster verweerster meegedeeld te willen voortprocederen.

2.11 Ter rolle van 30 juni 2010 heeft verweerster de conclusie naar aanleiding van een comparitie van partijen gedateerd 28 juni 2010 ingediend. Verweerster heeft het concept van deze conclusie het weekend daarvoor aan klaagster toegezonden, zoals zij reeds had aangekondigd bij email van 16 juni 2010

2.12 Bij email van 16 augustus 2010 heeft verweerster klaagster geïnformeerd dat de conclusie van haar zijde op 25 augustus 2010 diende te worden genomen.

2.13 Bij email van 16 augustus 2010 heeft klaagster verweerster haar reactie op de conclusie van de werkgever toegestuurd en meegedeeld afwezig te zijn van 20 tot en met 23 augustus 2010.

2.14 Bij emailbericht van 24 augustus 2010 heeft verweerster klaagster de reeds ingediende conclusie toegestuurd en meegedeeld dat de door klaagster genoemde producties al bij conclusie van antwoord zijn overgelegd.

2.15 In de ter rolle van 25 augustus 2010 genomen conclusie is getuigenbewijs aangeboden.

2.16 Op 19 november 2010 heeft de kantonrechter vonnis gewezen en de vordering van klaagster afgewezen, met veroordeling van klaagster in de proceskosten.

2.17 Bij emailbericht van 25 november 2010 heeft verweerster klaagster het vonnis toegezonden, haar gewezen op de beroepstermijn, meegedeeld dat verweerster geen hoger beroep zou instellen alsmede dat klaagster het dossier kon komen ophalen.

2.18 Bij emailbericht van 25 november 2010 heeft klaagster verweerster laten weten dat zij het dossier wil komen ophalen.

2.19 Op 29 november 2010 heeft klaagster haar dossier op het kantoor van verweerster opgehaald en voor ontvangst van dit dossier getekend.

2.20 Bij emailbericht van 13 december 2010 heeft verweerster klaagster, naar aanleiding van een herhaald verzoek om het dossier, er op gewezen dat klaagster haar dossier al in ontvangst heeft genomen.

2.21 Bij emailbericht van 13 december 2010 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat er stukken in het dossier ontbreken.

2.22 Op 14 december 2010 heeft verweerster nogmaals het dossier op het kantoor van klaagster opgehaald en voor ontvangst getekend.

2.23 Bij brief met bijlagen van 1 juni 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij

a. de zaak bij de rechtbank zeer slecht heeft voorbereid. Verweerster kwam drie dagen voor de zitting met een verweerschrift;

b. onjuiste gegevens in de conclusie van antwoord heeft opgenomen ten gevolge waarvan klaagster de zaak bij de rechtbank heeft verloren;

c. herhaaldelijk niet gereageerd heeft op verzoeken van klaagster, bijvoorbeeld haar verzoek om getuigen te horen;

d. de grieven van klaagster niet correct verwoord heeft in de conclusie van antwoord;

e. te weinig tijd besteed heeft aan het doornemen van de zaak met klaagster;

f. na het negatieve vonnis in haar zaak niet meer bereid was om de zaak van klaagster te behandelen, ten gevolge waarvan klaagster een nieuwe advocaat diende te zoeken;

3.3 Klaagster heeft door het handelen en het nalaten van verweerster schade geleden ten bedrage van € 9.278,72. Verweerster dient klaagster de geleden schade te vergoeden.

4 VERWEER

4.1 Klaagster is steeds positief geweest over de wijze waarop verweerster haar zaak behandelde. Dit blijkt onder meer uit een emailbericht van 27 mei 2010 van klaagster aan verweerster. Verweerster heeft klaagster steeds tijdig een concept conclusies toegestuurd. De opmerkingen van klaagster heeft zij zoveel als mogelijk verwerkt in de in te dienen stukken. Verweerster heeft in de procedure een bewijsaanbod gedaan, waarbij getuigenbewijs is aangeboden. Verweerster achtte het niet opportuun om getuigen op te roepen. Verweerster heeft klaagster na de comparitie van partijen geadviseerd de zaak met haar werkgever te regelen. Klaagster wilde hier echter niet toe overgaan.

4.2 Het staat verweerster vrij om te beslissen dat zij een zaak niet meer in hoger beroep wil behandelen. Klaagster had voldoende gelegenheid om een nieuwe advocaat te vinden voor het instellen van hoger beroep.

4.3 Verweerster heeft een aantal malen met klaagster gesproken, zij heeft haar concepten toegestuurd, alsmede een pleitnota ten behoeve van de comparitie. Verweerster heeft de zaak van klaagster naar behoren behandeld.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdelen a. tot en met e.

5.1 De klachtonderdelen zien op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat een advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wiens belangen hij behartigt of behoort te behartigen.  Daarbij is uitgangspunt dat een advocaat bij het, in overleg met de cliënt, te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak zodanig optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 Vast staat dat verweerster tijdig een concept conclusie van antwoord heeft toegestuurd en dat klaagster de inhoud van deze conclusie heeft goedgekeurd. Verweerster mocht er dan ook vanuit gaan dat de door haar in deze conclusie opgenomen feiten juist waren.

5.3 Nu verweerster dat tevoren had aangekondigd treft haar ook geen tuchtrechtelijk verwijt dat zij de conclusie na comparitie pas drie dagen voor de zitting in concept aan klaagster heeft toegezonden.

5.4 Voorts is het primair aan verweerster om te beoordelen of het horen van getuigen nodig is. Het stond verweerster vrij om het verzoek van klaagster niet in te willigen. Daarbij merkt de raad op dat verweerster in de door haar genomen conclusie wel een aanbod tot het horen van getuigen heeft gedaan als bewijsaanbod. Het standpunt dat verweerster ook andere verzoeken van klaagster heeft genegeerd is onvoldoende onderbouwd en daaraan wordt derhalve voorbij gegaan.

5.5 Uit de dossierstukken, alsmede het verhandelde ter zitting is de raad niet gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak van klaagster kennelijk onjuist heeft opgetreden of klaagster onjuist heeft geadviseerd, noch dat klaagsters belangen zijn geschaad.

5.6 De klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel f.

5.7 Het staat een advocaat vrij om te bepalen of hij een cliënt in een bepaalde zaak bij wenst te staan. Dit kan anders zijn indien er sprake is van het zich op een ontijdig moment terugtrekken van de advocaat. Van dit laatste is in de onderhavige zaak geen sprake. Het vonnis van de kantonrechter dateerde van 19 november 2010 terwijl verweerster klaagster op 25 november 2010, en daarmee ruim binnen de beroepstermijn van drie maanden, heeft ingelicht dat zij geen hoger beroep zou instellen. Klaagster heeft daarmee ruimschoots de mogelijkheid gehad om zich tot een andere advocaat te wenden ten einde hoger beroep in te stellen, hetgeen klaagster – zo volgt uit het dossier – ook heeft gedaan.

5.8 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Kostenveroordeling

5.9 Het behoort niet tot een taak van de tuchtrechter om te oordelen over mogelijk door een klager geleden financiële schade. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, W.J. Hengeveld, T. Hordijk, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl