ECLI:NL:TADRSGR:2013:5 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4157/13.64

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:5
Datum uitspraak: 24-04-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): R. 4157/13.64
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de advocaat van zijn voormalig echtgenoot dat hij hem op kosten jaagt door hem te dwingen om ook voor praktische afspraken over de contacten en zorgtaken betreffende klagers zoon zijn advocaat in te schakelen. De advocaat heeft gesteld dat het hem op grond van gedragsregel 18 niet is toegestaan rechtstreeks contact met klager te hebben, omdat klager een advocaat heeft. Voorts heeft de advocaat gesteld dat zijn cliënte het hem niet toestaat te reageren op de e-mail berichten van klager. De advocaat handelt derhalve in opdracht van zijn cliënte. Het is de advocaat niet toegestaan tegen de wil van zijn cliënte te handelen, zodat dit klachtonderdeel faalt.   Het verwijt van klager met betrekking tot het door de advocaat uit de school klappen over schikkingsonderhandelingen is niet, althans onvoldoende, door klager onderbouwd en door de advocaat betwist. In het geval de advocaat gezegd zou hebben dat klager uit een onderhandelingsgesprek is weggelopen, leidt dat nog niet tot vaststelling van overtreding van gedragsregel 13. Met de gestelde mededeling wordt immers geen daadwerkelijk inzicht gegeven in de schikkingsonderhandelingen.   De klachtonderdelen worden als kennelijk ongegrond afgewezen.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 maart 2013, door de Raad ontvangen op 26 maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder behandelt de belangen van klagers voormalig echtgenote in het kader van de echtscheidingsprocedure.

1.2    Bij e-mail bericht van 11 mei 2012 heeft klager verweerder het volgende geschreven:

“Naar ik begrijp geldt artikel 21 Rv c.a. ook in verzoekschriftprocedures. Ook het gedragsrecht (minnelijke regeling verdient beproefd te worden; u dient de belangen van beide partijen in het oog te houden). Ik meen dat u zowel processuele verplichtingen (die ook tot uiting komen in het gedragsrecht) als gedragsrechtelijke verplichtingen hebt geschonden door opzettelijk (immer hier op voorhand op gewezen) een onjuiste voorstellen van zaken te geven door niet mijn voorstel met begeleidende toelichting over te leggen, en rauwelijks een procedure te beginnen in dier voege dat u reeds een dag na mijn voorstel een verzoek aankondigde.

Het bovenstaande valt buiten de opdracht aan mr. M. (red.). Ik doe dit zelf. Ik heb hier dus geen advocaat en u dient dus ter zake niet met mr. M. (red.) te overleggen en mij aldus op kosten te jagen. Zodra ik de tijd kan vinden volgt denk ik een klacht.

U verneemt.”

1.3    Op 5 juli 2012 heeft een mondelinge behandeling ter zitting plaatsgevonden.

1.4    Bij faxbrief van 24 juli 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:

a.    klager op kosten jaagt door hem te dwingen ook voor trivialiteiten klagers advocaat in te schakelen;

b.    ter zitting van 5 juli 2012 jegens klager onnodige grievende opmerkingen heeft gemaakt. Verweerder heeft klager uitgemaakt voor een psychiatrisch patiënt (obsessief-compulsief, een in DSM-IV genoemde stoornis);

c.    ter zitting op 5 juli 2012 in strijd met de waarheid heeft verklaard dat klager zijn echtgenote zou hebben belaagd met tientallen SMS’en en e-mails per dag;

d.    ter zitting van 5 juli 2012 aan de rechter mededelingen heeft gedaan over de inhoud en het verloop van de schikkingsonderhandelingen.

3.    BEOORDELING

3.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2    Klager verwijt verweerder dat hij hem op kosten jaagt door hem te dwingen om ook voor praktische afspraken over de contacten en zorgtaken betreffende klagers zoon zijn advocaat in te schakelen. Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat het hem op grond van gedragsregel 18 niet is toegestaan rechtstreeks contact met klager te hebben, omdat klager een advocaat heeft. Voorts heeft verweerder gesteld dat zijn cliënte het hem niet toestaat te reageren op de e-mail berichten van klager. Verweerder handelt derhalve in opdracht van zijn cliënte. Het is verweerder niet toegestaan tegen de wil van zijn cliënte te handelen, zodat dit klachtonderdeel faalt.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b, c en d

3.3    Verweerder heeft betwist dat hij de door klager gestelde onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan. Klager heeft dienaangaande - ondanks een daartoe strekkend verzoek van de deken - geen nader bewijs verstrekt, zodat dit gestelde verwijt niet kan worden vastgesteld.

3.4    De mededeling van verweerder omtrent de tientallen sms’en is evenmin klachtwaardig. Het staat verweerder vrij de mededelingen van zijn cliënte (ter gelegenheid van een zitting) te verwoorden. Er is in casu geen uitzonderingsgeval aangevoerd waarom verweerder zou hebben moeten twijfelen aan de juistheid van hetgeen zijn cliënte aan hem hieromtrent had medegedeeld.

3.5    Het verwijt van klager met betrekking tot het door verweerder uit de school klappen over schikkingsonderhandelingen is niet althans onvoldoende door klager onderbouwd en door verweerder betwist. In het geval verweerder gezegd zou hebben dat klager uit een onderhandelingsgesprek is weggelopen, kwalificeert dat nog niet als  overtreding van gedragsregel 13. Met de gestelde mededeling wordt immers geen daadwerkelijk inzicht gegeven in de schikkingsonderhandelingen.

3.6    Gelet op het vorenstaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 april 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.