ECLI:NL:TADRSGR:2013:262 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4391/13.298

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:262
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 07-01-2016
Zaaknummer(s): R. 4391/13.298
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij Naar aanleiding van de door klager geuite beschuldigingen is de client (T) van verweerder een onderzoek gestart. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft T. besloten klagers verzoeken en sommaties naast zich neer te leggen. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het vorenstaande in een brief namens zijn cliënte te vermelden. Verweerder heeft klager een brief gestuurd waarin hij klager heeft aangezegd dat indien deze zijn cliënte nadere schade berokkent, dan wel de goede naam van zijn cliënte aantast, hij de opdracht van zijn cliënte heeft gerechtelijke stappen te ondernemen, dan wel “strafvorderlijke maatregelen te nemen”. Verweerder heeft als reden voor deze aanzegging gegeven dat reeds een intern onderzoek heeft plaatsgevonden en de door klager genoemde octrooien bij zijn cliënte onbekend zijn, hetgeen klager reeds eerder zou zijn medegedeeld. Verweerder is met de aanzegging in deze brief binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die hij heeft als advocaat van de wederpartij. Klachtonderdelen a, b en c kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 20 november 2013 met kenmerk R 12/13/134, door de raad ontvangen op 21 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder treedt op als advocaat van T. te Delft.

1.2 Klager heeft een geschil met T. omtrent het feit dat klager stelt dat een medewerker van T. de Kamer van Koophandel heeft misleid, waardoor klager de zeggenschap over twee octrooien is kwijtgeraakt.

1.3 De klacht tegen verweerder is door klager ingediend bij brief van 30 augustus 2013.

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. volhardt in een misdrijf tegen klager inzake diefstal van twee van klagers octrooien door een medewerker van T.;

b. in samenspanning met T. klager intimideert en bedreigt;

c. klager ten onrechte een cease-en-disist mail heeft toegezonden, waardoor hij zich schuldig maakt aan smaad, laster en het criminaliseren van klager.

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Uit de door klager overgelegde brief van verweerder van 17 juli 2013 kan worden afgeleid dat T. naar aanleiding van de door klager geuite beschuldigingen een onderzoek is gestart. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft T. besloten klagers verzoeken en sommaties naast zich neer te leggen. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het vorenstaande in zijn brief namens zijn cliënte te vermelden.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

3.3 Klager heeft zijn klachtonderdeel hoe verweerder heeft samengespannen met T. en klager heeft geïntimideerd en bedreigd niet anders onderbouwd dan door het overleggen van de brief van 17 juli 2013. Deze brief vormt ook de basis voor klachtonderdeel c. Uit de brief van 17 juli 2013 volgt dat verweerder klager heeft aangezegd dat indien deze zijn cliënte nadere schade berokkent, dan wel de goede naam van zijn cliënte aantast, hij de opdracht van zijn cliënte heeft gerechtelijke stappen te ondernemen, dan wel “strafvorderlijke maatregelen te nemen”. Verweerder heeft als reden voor deze aanzegging gegeven dat reeds een intern onderzoek heeft plaatsgevonden en de door klager genoemde octrooien bij zijn cliënte onbekend zijn, hetgeen klager reeds eerder zou zijn medegedeeld. Verweerder is met de aanzegging in deze brief binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die hij heeft als advocaat van de wederpartij.

3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a, b en c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a, b en c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 3 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.