ECLI:NL:TADRSGR:2013:248 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4195/13.102

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:248
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R.4195/13.102
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet in rekening gebrachte werkzaamheden maken geen onderdeel uit van de begrotingsprocedure. Om die reden bestond er voor verweerder geen aanleiding om daarop betrekking hebbende correspondentie aan de Raad van Toezicht te doen toekomen. Klacht ongegrond.  

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 16 mei 2013 met kenmerk KO56 2013 bm/ab, door de raad ontvangen op 17 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Een voormalig kantoorgenoot van verweerder heeft klager bijgestaan in een civiel geschil. Op enig moment heeft klager kenbaar gemaakt de declaraties van de kantoorgenoot van verweerder te hoog te vinden.

2.3    Tegen de voormalig kantoorgenoot van verweerder is door klager een klacht ingediend over de hoogte van de declaraties. De deken heeft in een brief van 1 juli 2010 aan partijen voorgesteld het declaratiegeschil te laten beslechten door de Geschillencommissie Advocatuur.

2.4    Verweerder heeft op 14 juli 2010 aan de Geschillencommissie Advocatuur verzocht bindend advies uit te brengen.

2.5    Anders dan de deken veronderstelde, was het kantoor van verweerder echter geen lid van de Geschillencommissie Advocatuur. Bij brief van 19 juli 2010 heeft de Geschillencommissie Advocatuur aan verweerder het volgende bericht:

”Alvorens wij u uitsluitsel kunnen geven of het door aanhangig gemaakte geschil door de Geschillencommissie advocatuur kan worden behandeld, verzoeken wij u ons ter completering van het dossier binnen één maand kopieën van de volgende stukken en of informatie toe te sturen: 

-    opdrachtbevestiging, danwel het document waaruit blijkt dat u met de wederpartij bent overeengekomen het geschil te kunnen voorleggen aan de Commissie;

-    alle stukken die u relevant acht voor de beoordeling van uw geschil.

Na ontvangst van de gevraagde gegevens zullen wij u zo spoedig mogelijk nader berichten.

Ontvangen wij binnen de gestelde termijn geen schriftelijke reactie dan sluiten wij het dossier.”

2.6    Bij brief van 26 juli 2010 heeft verweerder een blanco akte van compromis aan klager doen toekomen, met het verzoek deze in te vullen en te ondertekenen. Na retourontvangst zou verweerder dan voor verzending aan de geschillencommissie zorg dragen.

2.7    In de periode dat (de voormalig kantoorgenoot van) verweerder in afwachting was van de ondertekende akte van compromis, is het dossier aan klager gestuurd.

2.8    Bij brief van 9 september 2010 heeft de Geschillencommissie Advocatuur aan verweerder het volgende bericht:

“Op 19 juli 2010 verzochten wij u aanvullende informatie binnen een maand naar ons toe te sturen. Voor de goede orde treft u hierbij een kopie van de betreffende brief aan.”

2.9    Op 19 juli 2012 is door verweerder een begrotingsverzoek ingediend. Verweerder heeft de voor die begroting relevante stukken aan de Raad van Toezicht doen toekomen. Daarbij heeft hij niet de correspondentie met de Geschillencommissie Advocatuur gevoegd.

2.10    Bij brief met bijlagen van 14 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, althans zijn kantoor, in een begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht stukken heeft achtergehouden uit het dossier. Meer in het bijzonder zouden de brieven van 19 juli en 9 september 2010 van de Geschillencommissie advocatuur aan verweerder niet zijn overgelegd. Daarmee zou verweerder ten onrechte door klager betwiste declaraties hebben kunnen laten begroten door de Raad van Toezicht.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Vaststaat dat klager en verweerder voornemens waren het gerezen declaratiegeschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Vaststaat ook dat vanwege het feit dat het kantoor van verweerder niet was aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur, er een akte van compromis diende te worden ondertekend. Deze akte is door verweerder op 26 juli 2012 aan klager toegezonden, met het verzoek deze te ondertekenen en te retourneren. Verweerder heeft dat nagelaten.

5.2    Door de Geschillencommissie Advocatuur is op 9 september 2010 nog een rappel aan verweerder gezonden. Er is daarbij medegedeeld dat bij gebreke van ontvangst van de opgevraagde stukken (waaronder de akte van compromis), de geschillencommissie zou overgaan tot sluiting van het dossier.

5.3    Twee jaar later heeft verweerder een begrotingsverzoek ter zake dezelfde declaraties ingediend bij de Raad van de Toezicht. Als reden voor het verstrijken van de termijn van twee jaren noemt verweerder het feit dat eerst bij vertrek van zijn kantoorgenoot, die de zaak van verweerder in behandeling had, was gebleken dat de kwestie al die tijd had stilgelegen.

5.4    In het kader van de begrotingsprocedure heeft verweerder aan de Raad van Toezicht de benodigde stukken doen toekomen. Daarbij heeft hij niet gevoegd de correspondentie tussen hem en de Geschillencommissie Advocatuur, aangezien hij die niet van belang achtte voor de begroting. Hij heeft het dossier geschoond voor de begrotingsprocedure en slechts ingezonden de bescheiden die relevant waren met betrekking tot de aan klager verzonden declaratie die ter begroting werd voorgelegd. De stukken dus waarvoor de werkzaamheden aan klager in rekening waren gebracht.

5.5    Deze handelwijze komt de raad redelijk voor. Niet in rekening gebrachte werkzaamheden maken immers hoe dan ook geen deel uit van de begrotingsprocedure. Om die reden bestond er voor verweerder geen aanleiding de correspondentie met de Geschillencommissie Advocatuur aan de Raad van Toezicht te doen toekomen, te meer nu de zaak bij gebreke van een  akte van compromis bij die Geschillencommissie ook niet daadwerkelijk in behandeling is genomen.

5.6    Alles overziend acht de raad de klacht ongegrond.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, A.J.N. van Stigt en J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier    voorzitter       

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl