ECLI:NL:TADRSGR:2013:244 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4133/13.40

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:244
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R.4133/13.40
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gewraakte uitlating in verweerschrift in de kern niet in strijd met de waarheid. Belangen van klager zijn daarmee niet onnodig of onevenredig geschaad. Klacht ongegrond.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 25 februari 2013 met kenmerk K057 2012/2013 bm/sh, door de raad ontvangen op 27 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden  de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager was in de tweede helft van 2012 verwikkeld in een procedure met zijn voormalig echtgenote betreffende de kinderalimentatie voor hun beider zoon.

2.3    Klager is hertrouwd en heeft daardoor de zorg gekregen voor de drie minderjarige kinderen van zijn huidige echtgenote.

2.4    De huidige echtgenote van klager is sinds 2010 ernstig ziek.

2.5    Verweerster trad in de onder 2.2 bedoelde alimentatieprocedure op als advocaat van de voormalige echtgenote van klager. In die hoedanigheid heeft zij op 24 september 2012 een verweerschrift ingediend tegen het verzoek van klager tot verlaging van de kinderalimentatie.

2.6    In het verweerschrift d.d. 24 september 2012 komt de volgende alinea voor:

    “Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden en de man verplicht is om bij te dragen in de kosten van verzorgingen opvoeding van 2 kinderen R…l, hetgeen de vrouw betwist, dan dient de hoogte van de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen R… te worden opgesplitst in 2 periodes.

De vrouw van de man is heel ernstig ziek en zal zeer waarschijnlijk op zeer korte termijn overlijden.

Na het overlijden van de vrouw zullen de kinderen R…bij hun vader gaan wonen en vanaf dat moment is de man dan ook niet meer onderhoudsplichtig voor de kinderen R…. Alsdan dient te worden bepaald wat de man dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding  van T.. als hij nog wel een onderhoudsplicht heeft voor 2 kinderen R en  wat hij moet betalen als de kinderen R… na het overlijden van hun moeder weer bij hun vader wonen”.

2.7    Het verzoekschrift van klager strekkende tot wijziging van de kinderalimentatie, is behandeld ter zitting van 21 november 2012. Ter zitting zijn beide partijen met hun advocaten verschenen.

2.8    Bij beschikking van 5 december 2012 heeft de rechtbank het verzoek van klager strekkende tot wijziging van de alimentatie afgewezen, met veroordeling van hem in de proceskosten.

2.9    Bij brief van 7 november 2012 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij het standpunt van haar cliënte in haar verweerschrift op een onnodig grievende wijze heeft verwoord, door daarin te refereren aan de naderende dood van de huidige echtgenote van klager.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    De raad stelt voorop dat een situatie als bedoeld onder 1) zich hier niet voor doet. De gewraakte passage ziet immers niet op klager maar op zijn echtgenote.

5.3    De vraag is vervolgens of sprake is van een situatie als bedoeld onder 2). Vast staat dat de echtgenote van klager ongeneeslijk ziek is. Haar levensverwachting is beperkt. Zij maakt van haar ziekte ook geen geheim en neemt samen met klager en zijn gezin deel aan het televisieprogramma “Liefde voor Later”. In dit programma worden gezinnen van wie één van de ouders te horen heeft gekregen niet lang meer te leven te hebben, een jaar lang gevolgd.

5.4    De raad stelt derhalve vast dat de uitlating van verweerster in ieder geval in de kern niet in strijd was met de waarheid. Voor verweerster bestond er derhalve geen reden de uitlating achterwege te laten omdat die in strijd was met de waarheid.

5.5    Resteert de vraag of verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend.

5.6    Verweerster heeft aangevoerd dat het belang van haar cliënte bij vermelding van de gewraakte passage in het verweerschrift daarin bestond, dat klager in korte tijd al twee procedures was gestart en in het geval zijn echtgenote inderdaad op korte termijn zou komen te overlijden, haar cliënte zich al snel geconfronteerd zou zien met weer een procedure. Verweerster is van mening dat het niet innemen van de gewraakte stelling zou inhouden dat zij geen goede advocate was. De belangen van klager zijn in haar ogen niet onnodig of onevenredig geschaad.

5.7    De raad is van oordeel dat verweerster met de bewuste passage in het verweerschrift het door verweerster geschetste redelijk doel diende, waarbij verweerster de belangen van klager, mede afgezet tegen de belangen van de cliënte van verweerster, niet onnodig of onevenredig heeft geschaad. Mede gelet op het feit dat verweerster tijdens de zitting heeft aangegeven met “zeer kort” op een termijn van circa een jaar te hebben gedoeld, is de raad van oordeel dat het beter ware geweest, als verweerster zich gematigder had uitgelaten en de gebruikte opeenvolging van superlatieven (“heel ernstig”, “zeer waarschijnlijk” en “zeer korte termijn”) achterwege zou hebben gelaten. Een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen levert een en ander naar het oordeel van de raad evenwel niet op. De raad acht de klacht dan ook ongegrond.  

6    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, L.Ph.J. baron van Utenhove en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl