ECLI:NL:TADRSGR:2013:243 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4155/13.62

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:243
Datum uitspraak: 15-07-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4155/13.62
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: In rekening brengen eigen bijdrage ad € 503,- op het moment dat de zaak waarvoor de toevoeging was aangevraagd, al een einde had genomen zonder dat verweerder daarin werkzaamheden had hoeven te verrichten. Op onjuiste gronden geen gevolg gegeven aan voorstel van de deken om de toevoeging te laten omzetten in een lichte advies toevoeging, in welk geval de eigen bijdrage € 76,- zou bedragen. Klacht gegrond. Berisping.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 21 maart 2013 met kenmerk K268 2011/2012 bm/nw, door de raad ontvangen op 21 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster vanaf 2009 bijgestaan in het geschil met haar verhuurder.

2.3    In december 2011 heeft klaagster contact opgenomen met verweerder omdat zij wilde voorkomen dat de deurwaarder haar inboedel op 18 januari 2012 zou verkopen.

2.4    Op 30 december 2011 heeft verweerder in verband met deze zaak een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand.

2.5    Bij e-mailbericht van 5 januari 2012 heeft klaagster bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. Op diezelfde dag heeft hij haar bericht dat de Raad voor Rechtsbijstand haar aanvraag nog niet in behandeling had genomen.

2.6    Bij e-mailbericht van 10 januari 2012 heeft verweerder aan klaagster laten weten te verwachten dat de toevoeging niet op tijd zou kunnen worden verstrekt en dat hij in dat geval niets voor haar kon betekenen voor wat betreft het tegenhouden van de geplande verkoop van de inboedel op 18 januari 2012.

2.7    Bij e-mailbericht van 13 januari 2012 heeft verweerder aan klaagster laten weten dat de Raad voor Rechtsbijstand niet tijdig op haar aanvraag kon beslissen. Om die reden kon verweerder op dat moment geen werkzaamheden voor klaagster verrichten. Wel bood hij aan eventueel achteraf voor haar te onderzoeken of er mogelijkheden zouden bestaan de schade die zij ten gevolge van de geplande verkoop zou lijden, op de verhuurder te verhalen.

2.8    Op 18 januari 2012 heeft klaagster verweerder telefonisch laten weten dat de geplande verkoop geen doorgang zou vinden omdat zij met de woningstichting/deurwaarder alsnog een regeling had getroffen.

2.9    Bij beslissing van 23 februari 2012 heeft de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster laten weten het verzoek om afgifte van een toevoeging af te wijzen.

2.10    Op 28 maart 2012 heeft klaagster een verzoek tot peiljaarverlegging ingediend. Dit verzoek heeft de Raad voor Rechtsbijstand bij beslissing van 7 mei 2012 toegewezen, waarna de toevoeging is afgegeven onder vaststelling van de eigen bijdrage op een bedrag van € 503,--.

2.11    Verweerder heeft op 8 mei 2012 aan klaagster een declaratie voor de eigen bijdrage ad € 503,-- (vrij van BTW) verzonden.

2.12    Blijkens de urenspecificatie van verweerder heeft hij op respectievelijk 4, 10 en 21 mei 2012 36 minuten aan de zaak van klaagster besteed.

2.13    Bij brief met bijlagen van 8 augustus 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.14    Bij brief van 25 januari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden aan verweerder bericht van mening te zijn dat verweerder de voor klaagster gevraagde toevoeging, gelet op de door hem verrichte minimale werkzaamheden, had moeten laten omzetten in een lichte advies toevoeging (LAT). In dat geval zou de eigen bijdrage zijn vastgesteld op    € 76,-- hetgeen de deken redelijk acht voor de 36 aan de zaak bestede minuten. In dezelfde brief stelt de deken voor dat nu het omzetten van de toevoeging vanwege het verstrijken van de termijn daarvoor niet meer aan de orde kan zijn, verweerder zich bereid verklaart  om te volstaan met het in rekening brengen aan haar van een bedrag van € 76,-- eigen bijdrage waartegenover klaagster haar klacht dan zou moeten intrekken.

2.15    In reactie op de brief van 25 januari 2013 heeft verweerder op 12 februari 2013 aan de deken bericht dat klaagster akkoord is gegaan met betaling van de eigen bijdrage van € 503,--. Verweerder zou gespreide betaling hebben toegestaan. Verweerder stelt dat hij op 2 augustus 2012 nog niet was gestopt met de werkzaamheden. Nu binnen de termijn van vier weken die voor omzetting van de toevoeging geldt, de verschuldigdheid van de eigen bijdrage door klaagster was erkend, was er in de ogen van verweerder geen enkele aanleiding om de toevoeging om te zetten in een LAT. De Raad voor Rechtsbijstand zou bovendien als beleid hanteren dat het niet betalen van de eigen bijdrage (bijvoorbeeld omdat iemand meent dat die te hoog is) geen reden is om de toevoeging te muteren naar een LAT. Verweerder merkt in dezelfde brief voorts op dat naar zijn oordeel de deken buiten de klacht van klaagster treedt. Deze klacht houdt in dat verweerder haar zou hebben misleid en zij hem geen opdracht zou hebben gegeven.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klaagster onder druk heeft gezet en heeft geïntimideerd ten einde betaling van de eigen bijdrage van € 503,-- te verkrijgen. Noodgedwongen betaalde klaagster een bedrag van € 125,-- per maand aan verweerder, hetgeen naar haar mening niet terecht is nu verweerder niets voor haar heeft gedaan in onderhavige zaak.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat verweerder erkent dat hij op 18 januari 2012 van klaagster het bericht heeft gekregen dat zij een regeling met de verhuurder had getroffen en dat de verkoop van haar inboedel van de baan was. Dat staat derhalve vast.

5.2    Vast staat voorts dat klaagster, nadat de toevoeging op 23 februari 2012 was geweigerd, op 28 maart 2012 een verzoek om peiljaarverlegging heeft ingediend en dat dit verzoek op 7 mei 2012 is toegewezen.

5.3    De urenregistratie die verweerder ter onderbouwing van de door hem in rekening gebrachte eigen bijdrage heeft geproduceerd, ziet niet op de periode 18 januari 2012 maar ziet op de maand mei 2012. Op dat moment was de zaak wat klaagster betreft al opgelost nu zij zelfstandig met de woningstichting een regeling had getroffen en het aangekondigde beslag daarmee van de baan was. Er hoefden door verweerder derhalve geen inhoudelijke werkzaamheden te worden verricht. Die zijn ook niet verricht. Verweerder had na de berichtgeving door klaagster aan hem dat zij een regeling had getroffen met de verhuurder (op 18 januari 2012) althans na toewijzing van het verzoek om peiljaarverlegging, bij klaagster moeten navragen of er nog wat gedaan zou moeten worden in de zaak. Hij heeft dat nagelaten.

5.4    Wanneer de vaststaande feiten in onderlinge samenhang worden bezien, leidt dat tot de conclusie dat verweerder de eigen bijdrage in rekening heeft gebracht op het moment dat de zaak waarvoor die was aangevraagd, al een einde had genomen, zonder dat hij daarin werkzaamheden had behoeven te verrichten. Zijn werkzaamheden hebben zich beperkt tot het aanvragen van de initiële toevoeging. Deze werkzaamheden kunnen vanzelfsprekend niet aan klaagster in rekening worden gebracht. De werkzaamheden die verweerder in de maand mei 2012 heeft verricht zijn werkzaamheden die in elk geval pas na afronding van de zaak zijn verricht en ook om die reden niet onder de eigen bijdrage kunnen vallen.

5.5    Bij brief van 25 januari 2013 heeft de deken aan verweerder bericht van mening te zijn dat hij de voor klaagster gevraagde toevoeging gelet op de door hem verrichte werkzaamheden had moeten laten omzetten in een lichte advies toevoeging (LAT). In dat geval zou de eigen bijdrage zijn vastgesteld op   € 76,--, hetgeen de deken redelijk acht voor de 36 aan de zaak bestede minuten. In dezelfde brief stelt de deken voor dat - nu het omzetten van toevoeging vanwege het verstrijken van de termijn daarvoor niet meer aan de orde kan zijn - verweerder zich bereid verklaart te volstaan met het in rekening brengen aan klaagster van een bedrag van € 76,-- eigen bijdrage. Verweerder was daartoe niet bereid. Volgens hem was het niet mogelijk geweest de toevoeging om te zetten naar een LAT omdat de reden daarvoor zou zijn het niet willen betalen van de eigen bijdrage.

5.6    De raad deelt die mening niet. De omzetting zou in de eerste plaats niet zijn ingegeven door het niet willen betalen van de eigen bijdrage. Die wilde klaagster wel betalen en dat heeft zij ook gedaan. De omzetting zou moeten zijn ingegeven door het feit dat aan de zaak uiteindelijk veel minder tijd is besteed dan bij aanvang was ingeschat. Dat is bij uitstek een reden voor omzetting, zo blijkt uit de werkinstructie Mutatie reguliere toevoeging naar LAT.

5.7    De slotsom is dat verweerder voor een tijdsbesteding van 36 minuten aan klaagster een bedrag van € 503,- in rekening heeft gebracht. Die 36 minuten zien zonder uitzondering op de periode mei 2012. Toen was de kwestie met de woningstichting waarvoor de eigen bijdrage verschuldigd was, al afgewikkeld. Voor verweerder was er geen taak meer en in elk geval is gesteld noch gebleken dat hij klaagster heeft gevraagd hem te laten weten of zijn bijstand nog op prijs werd gesteld. Het zonder enige tegenprestatie in rekening brengen van de (aanzienlijke) eigen bijdrage acht de raad uiterst laakbaar en de raad gaat er dan ook van uit dat verweerder het aan klaagster in rekening gebrachte bedrag van € 503,- voor 31 augustus 2013 aan haar zal terugbetalen.

5.8    Ter zitting heeft de raad verweerder geconfronteerd met de ernst van deze gang van zaken. Hij heeft er evenwel geen enkele blijk van gegeven die ernst in te zien. Dat is kwalijk.

5.9    De raad acht de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar en de klacht dus gegrond.

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl