ECLI:NL:TADRSGR:2013:234 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4113/13.20

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:234
Datum uitspraak: 23-09-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4113/13.20
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. De raad verenigt zich met het door de voorzitter voor de beoordeling van de klacht geformuleerde uitgangspunt en diens beoordeling van de klacht. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 21 januari 2013, door de raad ontvangen op 22 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 12 februari 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 februari 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 26 februari 2013, door de raad ontvangen op 27 februari 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2013 in aanwezigheid van de heer H. Kers, directeur van klaagster, en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde M. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter een onjuiste conclusie heeft verbonden aan de uitgevoerde executie- en incassomaatregelen ten aanzien van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2011. In het bijzonder is volgens klaagster niet juist het in overweging 3.3 geformuleerde uitgangspunt dat  B bevoegd zou zijn tot de executie- en incassomaatregelen op 6 juni 2011, door middel van inschakeling van verweerster. 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

      - verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten, W.J. Hengeveld, T. Hordijk en  C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.