ECLI:NL:TADRSGR:2013:218 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4282/13.189

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:218
Datum uitspraak: 17-09-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4282/13.189
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verweten handelen van verweerder heeft vijf jaar geleden plaatsgevonden. Klager heeft geen omstandigheid aangevoerd, die vorenstaand tijdsverloop rechtvaardigt, althans geen omstandigheid die zwaarder zou moeten wegen dan toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 1 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft verweerder in 2007 ingeschakeld om klager bij te staan in een geschil met de Erasmus Universiteit te Rotterdam om de door klager geconstateerde fraude, discriminatie en racisme op te helderen en daar waar nodig passende (straf)maatregelen te laten nemen c.q. op te laten leggen.

1.2 Klager heeft voor het laatst contact met verweerder gehad middels een e-mail van 3 oktober 2008.

1.3 Bij brief van 13 februari 2009 heeft verweerder klager medegedeeld over te gaan tot sluiting van het dossier.

1.4 Bij brief van 6 maart 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij de zaak niet deskundig en eervol heeft behandeld.

3. BEOORDELING

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 In casu kan worden vastgesteld dat het verweten handelen van verweerder vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Klager heeft geen omstandigheid aangevoerd, die vorenstaand tijdsverloop rechtvaardigt, althans geen omstandigheid die zwaarder zou moeten wegen dan toepassing van het beginsel van rechtszekerheid.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 17 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.