ECLI:NL:TADRSGR:2013:213 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4343/13.250

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:213
Datum uitspraak: 14-10-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4343/13.250
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking door op te treden in een procedure voor een verzekerde van haar werkgever. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake dit klachtonderdeel rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Het klachtenrecht wordt door de deken uitgeoefend voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist.   Verweerster is niet verantwoordelijk voor de daadwerkelijke betaling van hetgeen haar cliënt verschuldigd is. Klachtonderdelen deels kennelijk niet-ontvankelijk deels kennelijk ongegrond.    

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden 20 september 2013, door de raad ontvangen op 24 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster is advocaat in loondienst bij Aegon.

1.2 In een geschil heeft verweerster voor een verzekerde van Aegon opgetreden. Klager behartigt in dat geschil de belangen van de wederpartij van deze verzekerde.

1.3 Bij e-mail van 7 mei 2013 heeft klager de deken verzocht te bevorderen dat verweerster zou reageren op een mail van klager van 19 april 2013 en heeft hij een klacht tegen verweerster ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. in strijd heeft gehandeld met de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking door op te treden in een procedure voor een verzekerde van haar werkgever, N;

b. niet tijdig heeft gereageerd op het e-mail bericht van klager van 19 april 2013;

c. verzuimd heeft om tijdig de kosten van de dagvaarding en nakosten te betalen, waardoor klager een deurwaarder heeft moeten inschakelen om het vonnis te betekenen.

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door het handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake dit klachtonderdeel rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Verweerster heeft na bemiddeling van de zijde van de deken voldoende voortvarend op het e-mail bericht van klager van 19 april 2013 gereageerd. Klager had – na het uitblijven van een prompte reactie van verweerster – ook een herinnering aan verweerster kunnen sturen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3 Niet gebleken is dat verweerster zelf enig bedrag aan klager of diens cliënt verschuldigd was. De cliënt van verweerster was nog een bedrag ter zake van betekeningskosten en nasalaris verschuldigd aan de cliënt van klager. Verweerster heeft een betalingsverzoek van klager doorgeleid naar haar cliënt. Bij e-mail van 12 juni 2013 heeft een kantoorgenoot van verweerster, die zelf met vakantie was, aan klager te kennen gegeven dat zij er voor zou zorgen dat betaling van de door klager genoemde kosten “van het betekeningsexploot en het nasalaris zo spoedig mogelijk wordt verricht”. Bij brief van 11 juli 2013 aan de deken heeft verweerster te kennen gegeven dat de betaling, daags na de betekening van het vonnis was verricht. Uit de schriftelijke reactie van 15 juli 2013 van klager aan de deken blijkt dat dit nochtans niet was gebeurd en uit een brief van klager aan de deken van 18 september 2013 blijkt dat de betaling uiteindelijk eerst op 3 september 2013 heeft plaatsgevonden. Kennelijk is verweerster na de brief van 15 juli 2013 van klager aan de deken niet nagegaan of de betaling inderdaad had plaatsgevonden. Dat had zij beter wel kunnen doen, maar, nu klager niet gesteld heeft dat hij verweerster daarover rechtstreeks heeft aangeschreven, is een tuchtrechtelijk verwijt jegens verweerster hier niet op zijn plaats. In tegenstelling tot hetgeen klager kennelijk meent, is verweerster niet verantwoordelijk voor de daadwerkelijke betaling van hetgeen haar cliënt verschuldigd is.

3.4 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen  b en c als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen b en c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.