ECLI:NL:TADRSGR:2013:212 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4334/13.244

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:212
Datum uitspraak: 14-10-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4334/13.244
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Opvolgend advocaat. Verweerder heeft zich kennelijk gestoord aan de in zijn beleving wat dwingende schrijfstijl van klager en heeft alvorens te reageren eerst bij zijn cliënt navraag gedaan en daar zijn enige dagen overheen gegaan. Verweerder had er wijzer aan gedaan anders en eerder op het verzoek tot overdracht van het dossier te reageren. Dat hij dat niet heeft willen opbrengen is echter van onvoldoende gewicht voor een tuchtrechtelijk verwijt.   Klacht onvoldoende gewicht.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden 20 september 2013, door de raad ontvangen op 20 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Bij faxbrief van 30 mei 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend en de deken verzocht te interveniëren vanwege het feit dat klager verweerder sedert 28 mei 2013 tevergeefs middels diverse communicatiemiddelen tracht te bereiken in verband met de overname van een strafzaak.

1.2 Bij e-mail van 1 juni 2013 heeft verweerder klager bericht dat het de uitdrukkelijke wens van zijn cliënt is dat verweerder hem bijstaat en dat klager zijn overname activiteiten derhalve dient te staken.

1.3 Bij faxbrief van 4 juni 2013 heeft klager de deken bericht dat interventie van de deken niet langer noodzakelijk is, maar dat klager zijn klacht jegens verweerder wenst te handhaven.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder gedragsregel 17 te hebben geschonden, door niet bereikbaar te zijn en niet adequaat te reageren op een mededeling van klager dat hij was benaderd door een familielid van een cliënt van verweerder om de strafzaak van die cliënt over te nemen en op zijn verzoek hem de stukken te doen toekomen, waardoor de overname van de strafzaak is gefrustreerd, wat niet in het belang van de cliënt is geweest en niet getuigt van een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. .

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen de advocaten behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen (regel 17). Verzoekt iemand een advocaat de behandeling van zijn zaak, die reeds bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten onderling overleg met het oogmerk dat de opvolgende advocaat behoorlijk wordt ingelicht over de stand van de zaak.

3.2 Verweerder heeft zich kennelijk gestoord aan de in zijn beleving wat dwingende schrijfstijl van klager en heeft alvorens te reageren eerst bij zijn cliënt navraag gedaan en daar zijn enige dagen overheen gegaan. Met het oog op de bij regel 17 voorgeschreven welwillendheid had hij er wijzer aan gedaan anders en eerder op het verzoek tot overdracht van het dossier te reageren. Dat hij dat niet heeft willen opbrengen is echter van onvoldoende gewicht voor een tuchtrechtelijk verwijt. Dat klager – zoals hij stelt – al twee uur aan de zaak heeft besteed, zonder dat hij zich ervan had vergewist dat de cliënt van verweerder daadwerkelijk wilde overstappen, regardeert verweerder niet. Dit komt voor risico van klager. Niet aannemelijk is dat klager of de cliënt van verweerder door de handelwijze van verweerder in enig tuchtrechtelijk te beschermen belang zijn getroffen.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht te worden afgewezen wegens onvoldoende gewicht.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als van onvoldoende gewicht af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.