ECLI:NL:TADRSGR:2013:193 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4366/13.273

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:193
Datum uitspraak: 06-11-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4366/13.273
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht kennielijk niet ontvankelijk. Klager heeft geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd voor het feit dat hij 6 jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 15 oktober 2013, door de raad ontvangen op 16 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Tot december 2007 heeft een letselschade expert, de heer M., voorheen werkzaam bij verweerster, de belangen behartigd van klager in een letselschade kwestie tegen een verzekeraar.

1.2 Bij brief van 8 oktober 2007 heeft de heer M. klager bericht dat de verzekeraar twee opties heeft voorgelegd ter afwikkeling van klagers letselschade. Voor zover in deze relevant heeft de heer M. klager voorts bij voornoemde brief bericht:

“De eerste optie – die mijn duidelijke voorkeur heeft – ziet er op toe, dat een medische expertise wordt verricht door een orthopedisch chirurg, die in kaart moet gaan brengen welk letsel u is toegebracht en welke gevolgen aan dat letsel moeten worden toegekend. Na de expertise kan dan vervolgens worden bekeken, welke als ongevalsgevolg te duiden schade is opgetreden en welke vergoeding daar tegenover moet worden gesteld.

De tweede optie ziet er op toe, dat zonder verder medisch onderzoek door A. (red.) aan u een belastingvrije netto slotbetaling wordt verricht van € 30.000,00, waar u dan als tegenprestatie volledige kwijting voor moet verlenen.

Met volledige kwijting wordt bedoeld, dat u afziet van verdere aanspraken op schadevergoeding en dat u zich daarbij realiseert, dat dat ook geldt voor voorzienbare en nu niet voorzienbare gevolgen van het ongeval.

Na de telefonische besprekingen van afgelopen vrijdag, die wij over het onderwerp hebben gevoerd, heeft u dit weekend gebruikt om na te denken over de twee opties.

Hedenmorgen heeft u mij laten weten, dat u besloten heeft om de tweede optie te kiezen, te weten de optie waarin u tegen een slotbetaling van € 30.000,00 volledige kwijting verleent aan A. (red.).

Ik stel het op prijs indien u mij dat nog even schriftelijk wil laten weten.”

1.3 Klager heeft bij brief van 10 oktober 2007 aan de heer M. bevestigd dat hij voor de tweede optie van het geldbedrag gaat.

1.4 Bij e-mail van 30 oktober 2007 heeft klager de heer M. geschreven:

“Drie weken geleden heb ik u een brief gestuurd over de bevestiging van mijn keuze. Tot nu toe heb ik niks van u vernomen, over het uitbetalen van de schade aan mij.

Graag zou ik van u willen weten, hoeveel tijd zoiets in beslag neemt. Op dit moment heb ik het geld hard nodig.

..”

1.5 Op 30 november 2007 is de vaststellingsovereenkomst met de verzekeraar getekend. Daaropvolgend heeft klager de slotuitkering ad € 30.000,00 ontvangen.

1.6 Op 21 januari 2010 heeft klager een kopie van zijn dossier bij verweerster opgevraagd.

1.7 Bij brief van 30 augustus 2011 heeft de advocaat van klager verweerster bericht dat klager nooit de vaststellingsovereenkomst heeft getekend en dat klager het bedrag van € 30.000,00 als voorschot beschouwde.

1.8 Bij brief van 30 mei 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zijn belangen niet goed zijn behartigd door de zaak af te doen zonder dat klager een vaststellingsovereenkomst heeft getekend. Mr. N. werkzaam bij het kantoor van verweerster heeft de klacht in behandeling genomen. Klager heeft gesteld dat mr. N. klagers klacht heeft afgeschoven op de heer M.

3. BEOORDELING

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 Voor zover de klacht is gericht tegen de heer M. is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de heer M. geen advocaat was.

3.3 Voor zover de klacht gericht is tegen de advocaten van het kantoor van verweerster of mr. N. in het bijzonder is de klacht eveneens kennelijk niet-ontvankelijk nu de feiten dateren van 2007 en de klacht van 30 mei 2013. Klager heeft geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd voor het feit dat hij 6 jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht.

3.4 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen of klager wel of niet een handtekening heeft gezet onder de betreffende vaststellingsovereenkomst. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

3.5 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 6 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.