ECLI:NL:TADRSGR:2013:192 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4359/13.266

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:192
Datum uitspraak: 29-10-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4359/13.266
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat de verzekeraar bij brief van 21 september 2012 heeft aangegeven dat de schadeclaim niet verder in behandeling zal worden genomen. Hieruit volgt dat de kwestie wel degelijk is gemeld bij de verzekeraar. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster (de gemachtigde van) klager onjuist heeft geïnformeerd. Dat verweerster de brief van de verzekeraar van 21 september 2012 niet eerder aan (de gemachtigde van) klager heeft toegestuurd, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.   Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 8 oktober 2013, door de raad ontvangen op 9 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster behartigt de belangen van klagers voormalig werkgever.

1.2 Bij brief van 18 juni 2012 heeft verweerster de gemachtigde van klager laten weten dat een door de gemachtigde van klager ingediende schadeclaim bij haar cliënt in handen is gesteld van diens verzekeraar.

1.3 Bij brief van 21 september 2012 heeft de verzekeraar van en aan de cliënt van verweerster, voor zover in deze relevant, bericht:

“…Uit de stukken blijkt dat u op 23 april 2012 aansprakelijk bent gesteld. U heeft deze claim toen niet aan ons doorgestuurd, maar deze voorgelegd aan een advocaat. Deze heeft ook de aansprakelijkheidsstelling beantwoord per brief van 8 mei 2012. In de tussentijd is er ook nog een procedure gevoerd tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Wij zijn van mening dat wij in onze belangen zijn geschaad door deze schade pas te melden als er al diverse stappen zijn gezet.”

1.4 Bij faxbrief van 31 mei 2013 heeft verweerster de verzekeraar van haar cliënt bevestigd dat haar cliënt niet de opvattingen van de verzekeraar deelt, inhoudende dat de verzekeraar in zijn belangen zou zijn geschaad door de schade te laat te melden. Voorts heeft verweerster de verzekeraar laten weten, dat in het geval het tot een procedure zou komen, de verzekeraar in vrijwaring zal worden opgeroepen.

1.5 Bij brief van 7 juni 2013 heeft verweerster de gemachtigde van klager bericht dat de verzekeraar de claim niet in behandeling heeft genomen en dat verweerster in overleg met haar cliënt de aansprakelijkheidsstelling daarom verder zal afhandelen. Voorts heeft verweerster de gemachtigde van klager verzocht om medische informatie aan haar te doen toekomen ter overlegging aan een medisch adviseur.

1.6 Bij brief van 4 juli 2013 heeft verweerster de gemachtigde van klager, onder meer, geïnformeerd dat zij niet de verzekeraar van haar cliënte  vertegenwoordigt, maar haar cliënt. Verweerster heeft de gemachtigde van klager nogmaals om medische informatie verzocht.

1.7 Bij brief van 10 juli 2013 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij (de gemachtigde van) klager onjuiste informatie heeft verstrekt. Klager heeft gesteld dat hij vermoedt dat verweerster nimmer de schadeclaim aan de verzekeraar heeft doorgestuurd, reden waarom klager nu schade lijdt.

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat de verzekeraar bij brief van 21 september 2012 heeft aangegeven dat de schadeclaim niet verder in behandeling zal worden genomen. Hieruit volgt dat de kwestie wel degelijk is gemeld bij de verzekeraar. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster (de gemachtigde van) klager onjuist heeft geïnformeerd. Dat verweerster de brief van de verzekeraar van 21 september 2012 niet eerder aan (de gemachtigde van) klager heeft toegestuurd, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.3 Voor zover klager meent dat hij schade heeft geleden door de gedragingen/handelwijze van verweerster, dient hij zich tot de civiele rechter te wenden. De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een dergelijke vordering.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.