ECLI:NL:TADRSGR:2013:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4352/13.259

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:190
Datum uitspraak: 22-10-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4352/13.259
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van client. Op basis van de tegenstrijdige stellingen en verklaringen van klager en verweerster en het ontbreken van het (volledige) dossier kan niet worden vastgesteld het verwijt van klager dat verweerster zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd. Verweerster heeft gesteld dat zij op enig moment heeft moeten constateren dat zij de belangen van klager niet langer naar behoren kon behartigen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij klager hiervan in kennis heeft gesteld en daarbij aangegeven dat zij een andere – gespecialiseerde – advocaat bereid had gevonden klagers dossier over te nemen, hetgeen ook is geschied. De gedragingen van verweerster zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.  Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 4 oktober 2013, door de raad ontvangen op 7 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan naar aanleiding van een piketmelding op 30 maart 2011. Na de (eerste) zitting bij de Raadkamer, heeft verweerster het dossier overgedragen aan een opvolgend advocaat.

1.2 Bij brief van 12 juli 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd, door tijdens het eerste bezoek niet het dossier aan klager te overhandigen en tijdens de zittingen bij de Rechter-Commissaris en de Raadkamer nauwelijks verweer te voeren. Voorts heeft klager gesteld dat verweerster tijdens de verschillende besprekingen te weinig tijd had om de zaak met klager door te nemen. Klager heeft de indruk dat verweerster de zaak niet “aankon”. Klager baseert het vorenstaande onder andere op het feit dat klager gesproken zou hebben met de dochter van verweerster die klager gezegd zou hebben dat haar moeder gewoon “huisvrouw” is en de advocatuur “er gewoon bij doet.”

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Op basis van de tegenstrijdige stellingen en verklaringen van klager en verweerster en het ontbreken van het (volledige) dossier kan niet worden vastgesteld het verwijt van klager dat verweerster zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd. Verweerster heeft gesteld dat zij op enig moment heeft moeten constateren dat zij de belangen van klager niet langer naar behoren kon behartigen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij klager hiervan in kennis heeft gesteld en daarbij aangegeven dat zij een andere – gespecialiseerde – advocaat bereid had gevonden klagers dossier over te nemen, hetgeen ook is geschied. De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.3 Klager heeft in zijn brief van 29 september 2013 aangekondigd een verslag van een gespecialiseerde deskundige te overleggen. Dit verslag is niet overgelegd en ook overigens beslist de voorzitter thans op basis van de door de deken onderzochte klacht en de daarbij beschikbare stukken.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 22 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.