ECLI:NL:TADRSGR:2013:179 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4351/13.258

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:179
Datum uitspraak: 16-10-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4351/13.258
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht client. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich onvoldoende zou hebben ingespannen om klagers belangen te behartigen. Dat verweerder niet  het resultaat heeft bereikt dat klager later met een opvolgend advocaat (naar zijn zeggen) wel heeft bereikt, doet geen afbreuk aan de inspanningen van verweerder. Evenmin kan op basis van de stukken worden vastgesteld dat de advisering van verweerder (evident) onjuist is geweest. Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 1 oktober 2013, door de raad ontvangen op 2 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 In 2011 heeft klager zich tot verweerder gewend naar aanleiding van een geschil tussen klager en de R.  Universiteit. Klager is bij deze universiteit ingeschreven als student geneeskunde.

1.2 In 2011 is wrijving tussen klager en zijn medestudenten ontstaan tijdens een praktijkvak (Pre Klinische Vaardigheden; PKV). Hierover is tussen klager en de betreffende docent een conflict ontstaan dat mogelijkerwijs negatieve gevolgen kon hebben voor de verdere deelname van klager aan dat praktijkonderwijs. Bij uitsluiting van dit vak zou klager aanzienlijke studievertraging oplopen. Het is klager niet gelukt om in onderling overleg met de docent tot een oplossing te komen.

1.3 Op 16 december 2011 heeft klager een eerste gesprek met verweerder gehad. Verweerder heeft klager bijgestaan tijdens de hoorzitting van de Examencommissie van de R. Universiteit op 21 december 2011.

1.4 Op 2 januari 2012 heeft de Examencommissie een verslag van dit gesprek toegezonden. Naar aanleiding van dit verslag heeft klager een excuusbrief opgesteld, gericht aan de docent PKV. Klager heeft met verweerder overleg gehad over het concept voor deze brief.

1.5 Op 7 maart 2012 heeft de Examencommissie klager laten weten dat hem de toegang tot het PKV onderwijs voortaan werd ontzegd. Klager is vervolgens opgeroepen voor een hoorzitting op 15 maart 2012.

1.6 Klager heeft zich tot een andere advocaat gewend.

1.7 Bij brief van 3 maart 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij heeft nagelaten goede bijstand te verlenen. Zo verwijt klager verweerder dat hij klager heeft geadviseerd een onderdanige houding aan te nemen en dat hij klager voorts in indringende bewoordingen heeft geadviseerd het geschil met de vakdocent te “vergeven en vergeten”. Ook zou verweerder hebben gezegd dat klager “dom” bezig was en voor het verwerken van gebeurtenissen in het verleden hulp moest inroepen van een psycholoog. Tenslotte verwijt klager verweerder dat hij heeft nagelaten binnen zes weken de bezwaren van klager tegen het door de Examencommissie gegeven bindend studieadvies onder de aandacht van de Examencommissie c.q. de organisatie te brengen.

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich onvoldoende zou hebben ingespannen om klagers belangen te behartigen. Dat verweerder niet  het resultaat heeft bereikt dat klager later met een opvolgend advocaat (naar zijn zeggen) wel heeft bereikt, doet geen afbreuk aan de inspanningen van verweerder. Evenmin kan op basis van de stukken worden vastgesteld dat de advisering van verweerder (evident) onjuist is geweest.

3.3 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat er in december 2011 nog geen sprake was van een bindend studieadvies en dat het verslag van 2 januari 2012 geen formeel besluit was van de Examencommissie, zodat er geen termijn is gaan lopen die verweerder, zoals klager stelt, ten onrechte heeft laten verstrijken. Dat verweerder heeft nagelaten dat aan klager te bevestigen is in de gegeven omstandigheden in ieder geval niet dermate onzorgvuldig dat dit tuchtrechtelijke verwijtbaar is.

3.4 De slotsom is dat verweerder zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft.

3.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 16 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.