ECLI:NL:TADRSGR:2013:174 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4389/13.296

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:174
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4389/13.296
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht client jegens advocaat. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen en bij gebrek aan stukken, waaruit de juistheid van klagers stellingen volgt, kan niet worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft klager bij brieven van 28 april 2010, 27 mei 2010 en 21 juni 2010, 26 april 2011, 5 juni 2011 en 25 juni 2011 uitgebreid geïnformeerd over wat zij wel en niet voor klager kon betekenen en waar klager terecht kon voor de overige door hem voorgelegde kwesties. Dat de gemeente het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard kan niet aan verweerster worden verweten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster haar werkzaamheden niet naar behoren zou hebben verricht. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 12 november 2013 met kenmerk K106 2013, door de raad ontvangen op 13 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft de belangen behartigd van klager in het kader van een geschil tussen klager met de gemeente Leidschendam-Voorburg inzake de bijstandsuitkering van klager.

1.2 De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft klagers bijstandsuitkering opgeschort vanwege een erfenis die aan klager was toegevallen, die klager echter weigert te aanvaarden.

1.3 Op 22 april 2010 heeft een eerste gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

1.4 Verweerster heeft aan klager een bevestigingsbrief doen toekomen op 28 april 2010, waarin zij onder meer heeft aangegeven dat zij klager met betrekking tot een strafzaak, waarin klager stelde onrechtmatig te zijn behandeld, dat klager in een penitentiaire inrichting onjuist zou zijn behandeld alsmede dat klager zou zijn gemanipuleerd door de psycholoog, niet zou behandelen c.q. geen procedure voor klager zou voeren. Verweerster heeft klager ter zake verwezen naar zijn advocaat die zijn belangen behartigt in de strafzaak.

1.5 Bij brief van 27 mei 2013 heeft verweerster klager doorverwezen naar een advocaat die gespecialiseerd is in erfrechtkwesties. Bij brief van 28 april 2010 had verweerster klager ook al op deze verwijsmogelijkheid gewezen.

1.6 De bezwaarschriften van klager zijn op 19 juli 2011 ongegrond verklaard op grond dat klager over gelden uit de erfenis kan beschikken.

1.7 Verweerster heeft klager bij brief van 25 juli 2011 een kopie doen toekomen van de beslissing op bezwaar en klager gewezen op de mogelijkheden van beroep alsmede de daarvoor geldende termijn.

1.8 Verweerster heeft klager ter zake een mogelijk in te stellen hoger beroep verwezen naar een andere advocaat vanwege een aantal incidenten die hebben plaatsgevonden, welke incidenten hebben geleid tot aangifte van (het kantoor van) verweerster tegen klager, naar aanleiding waarvan  klager is veroordeeld tot een werkstraf.

1.11 Klager heeft een klacht tegen verweerster ingediend bij e-mail van 25 maart 2013.

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerster dat hij door haar toedoen al gedurende twee maanden geen bijstandsuitkering heeft ontvangen, waardoor hij noodgedwongen verblijft in de daklozenopvang in België. Klager is van mening dat verweerster nalatig is geweest en dat zij tegengestelde belangen heeft gediend.

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

3.2 Op basis van de tegenstrijdige verklaringen en bij gebrek aan stukken, waaruit de juistheid van klagers stellingen volgt, kan niet worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft klager bij brieven van 28 april 2010, 27 mei 2010 en 21 juni 2010, 26 april 2011, 5 juni 2011 en 25 juni 2011 uitgebreid geïnformeerd over wat zij wel en niet voor klager kon betekenen en waar klager terecht kon voor de overige door hem voorgelegde kwesties. Dat de gemeente het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard kan niet aan verweerster worden verweten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster haar werkzaamheden niet naar behoren zou hebben verricht.

3.3 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 3 december 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.