ECLI:NL:TADRSGR:2013:169 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4387/13.294

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:169
Datum uitspraak: 26-11-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4387/13.294
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Belangenverstrengeling. Klager stel dat het verweerder niet vrijstond om in de procedure namens de gemeente D. cassatieberoep tegen klager althans diens vennootschap onder firma in te stellen, omdat de kantoorgenoot van verweerder, mr. B., in zijn hoedanigheid van raadslid van de gemeente D. over dezelfde kwestie met (de advocaat van) klager per e-mail en mondeling contact heeft gehad en (mogelijk) over vertrouwelijke informatie beschikt, die verweerder tegen klager kan gebruiken.     Klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard. Klager wist althans had behoren te weten dat de informatie die hij deelde met mr. B in de mogelijke discussie tussen de gemeenteraad en het college van B&W in de openbaarheid zou kunnen komen. Om die reden kan de door klager aan mr. B. verstrekte informatie niet als vertrouwelijk worden aangemerkt. Verweerder en mr. B hebben onweersproken gesteld dat klager noch zijn vennootschap onder firma cliënt is dan wel is geweest van het kantoor. Hieruit volgt dat het bepaalde in gedragsregel 7 niet aan de orde is. Evenmin kan worden vastgesteld dat klager in de contacten met mr. B vertrouwelijke informatie heeft meegedeeld, waarvan klager mocht aannemen dat deze vertrouwelijk zou blijven en waarop hij mocht vertrouwen dat deze in een gerechtelijke procedure niet tegen hem gebruikt zou kunnen worden. Er is dan ook geen sprake van schending van gedragsregel 2 lid 1 door verweerder.   

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 8 november 2013 met kenmerk K265 2013, door de raad ontvangen op 11 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 De vennootschap onder firma van klager is in een geschil verwikkeld met de gemeente D..

1.2 De kwestie betreft de invordering van dwangsommen aangaande een (vermeende) overtreding van milieuwetgeving met betrekking tot assimilatiebelichting. In haar verzet met betrekking tot die invordering is de vennootschap onder firma in eerste aanleg en daarna in hoger beroep in het gelijk gesteld.

1.3 Verweerder heeft namens zijn cliënte, de gemeente D., cassatie ingesteld.

1.4 De kantoorgenoot van verweerder, mr. B is naast advocaat tevens raadslid van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente D..

1.5 In de periode augustus, september en oktober 2010 heeft er e-mailverkeer plaatsgevonden tussen (de advocaat van) klager en mr. B in zijn hoedanigheid van raadslid van het college voornoemd.

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt nu het hem niet vrijstond om in de genoemde procedure namens de gemeente D. cassatieberoep tegen klager althans diens vennootschap onder firma in te stellen. De reden hiervoor is dat de kantoorgenoot van verweerder, mr. B., in zijn hoedanigheid van raadslid van de gemeente D. over dezelfde kwestie met (de advocaat van) klager per e-mail en mondeling contact heeft gehad en (mogelijk) over vertrouwelijke informatie beschikt, die verweerder tegen klager kan gebruiken. Verweerder heeft door zijn handelwijze de schijn van belangenverstrengeling gewekt. Verweerder had daarin aanleiding moeten zien de zaak niet aan te nemen.

3. BEOORDELING

3.1 Klager wist althans had behoren te weten dat de informatie die hij deelde met mr. B in de mogelijke discussie tussen de gemeenteraad en het college van B&W in de openbaarheid zou kunnen komen. Om die reden kan de door klager aan mr. B. verstrekte informatie niet als vertrouwelijk worden aangemerkt. Verweerder en mr. B hebben onweersproken gesteld dat klager noch zijn vennootschap onder firma cliënt is dan wel is geweest van het kantoor. Hieruit volgt dat het bepaalde in gedragsregel 7 niet aan de orde is, nu die gedragsregel strekt ter bescherming van een cliënt van een advocaat of een advocatenkantoor. Evenmin kan worden vastgesteld dat klager in de contacten met mr. B vertrouwelijke informatie heeft meegedeeld, waarvan klager mocht aannemen dat deze vertrouwelijk zou blijven en waarop hij mocht vertrouwen dat deze in een gerechtelijke procedure niet tegen hem gebruikt zou kunnen worden. Er is dan ook geen sprake van schending van gedragsregel 2 lid 1 door verweerder. Daarbij speelt nog een rol, dat een cassatieprocedure een procedure van bijzondere aard is, waarin geen feitelijke omstandigheden maar rechtsvragen aan de orde kunnen worden gesteld. 

3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 26 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.