ECLI:NL:TADRSGR:2013:168 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3949/12.83

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:168
Datum uitspraak: 18-11-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R.3949/12.83
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij zich in twee zaken niet voor haar in de procedure heeft gesteld. In één zaak heeft dit tot gevolg gehad dat een verstekvonnis is gewezen. In de andere zaak is een verzoek strekkende tot afgifte van een machtiging tot verkoop van de inhoud van een aantal containers toegewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in beide zaken geen voorafgaand verzoek heeft gekregen van klaagster om in rechte namens haar op te treden. Verweerder betwist de afgifte van stukken, meer in het bijzonder een uitgebrachte dagvaarding, op zijn kantoor door de directeur van klaagster. Klaagster heeft haar stellingen gelet op het verweer en de inhoud van het dossier niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat verweerder (tijdig) op de hoogte was van de gestarte procedures in beide zaken, althans op de hoogte had kunnen zijn. De klacht is ongegrond

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 maart 2012 met kenmerk K048 2011/2012 ew/kme, door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2013 in aanwezigheid van N, directeur van klaagster en de heer R, gemachtigde van klaagster, alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft in een aantal zaken de belangen van klaagster behartigd.

2.2 In de zaak B. B.V. heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, een verstekvonnis gewezen op 10 september 2009 waarbij klaagster veroordeeld is tot betaling van een geldsom van € 21.976,76, te vermeerderen met de contractuele rente. Tevens is klaagster in de proces-kosten veroordeeld.

2.3 In de zaak K. heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een op 1 juli 2009 ontvangen verzoekschrift bij uitspraak van 21 augustus 2009 de onderneming K. gemachtigd om goederen te laten verkopen om met de opbrengst van die verkoop het door klaagster aan onderneming K. verschuldigde te verhalen. 

2.4 Bij faxbericht van 7 december 2009 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij door klaagster niet eerder op de hoogte gesteld is van een mondelinge behandeling inzake een verzoek tot afgifte van een machtiging strekkende tot verkoop van een partij marmer.

2.5 Bij faxbericht van 7 december 2009 heeft verweerder de advocaat van de wederpartij in de zaak K verzocht om hem te berichten omtrent een verzoek dat zou zijn ingediend.

2.6 Bij faxbericht van 14 december 2009 heeft verweerder de advocaat van de wederpartij verzocht om kenbaar te maken hoe het verkoopproces precies is gelopen. Een kopie van dit bericht heeft verweerder per telefax aan klaagster gestuurd.

2.7 Bij e-mailbericht van 15 december 2009 heeft de advocaat van de wederpartij verweerder geïnformeerd omtrent de verkoop van de partijen marmer en dat de opbrengst na de aftrek van kosten op 22 september 2009 aan de wederpartij is overgemaakt.

2.8 Bij brief van 24 augustus 2011 heeft verweerder inzake onderneming K. de gemachtigde van klaagster de stukken betreffende de verzoekschriftprocedure als bedoeld in artikel 491 Boek 8 BW toegestuurd en meegedeeld dat klaagster bekend is met deze stukken.

2.9 Bij brief van 7 september 2011 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde der Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden een klacht ingediend tegen verweerder.

2.10 Bij brief van 7 september 2011 heeft de gemachtigde van klaagster de deken een overzicht doen toekomen van de door verweerder behandelde zaken. In dit overzicht is opgenomen dat de zaak K behandeld is in de december 2009. De periode waarin verweerder de zaak B behandeld heeft is aangeduid met een vraagteken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij in de zaak B. niet in de procedure verschenen is, zodat een verstekvonnis gewezen is.

3.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij zich de zaak van onderneming K. niet in de procedure heeft gesteld, ten gevolge waarvan het verzoek strekkende tot afgifte van een machtiging tot verkoop van de inhoud van een aantal containers is toegewezen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij in beide zaken geen voorafgaand verzoek heeft gekregen van klaagster om in rechte namens klaagster op te treden. Verweerder betwist dat klaagster, althans haar directeur, de aan klaagster uitgebrachte dagvaarding in de zaak B. aan hem heeft afgegeven. Verweerder heeft geen verzoek ontvangen van klaagster om in rechte in die zaak op te treden.

4.2 In de zaak K. heeft verweerder niet van klaagster vernomen dat er een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot verkoop was gestart. Aangezien verweerder niet op de hoogte was van de procedure, heeft hij niet namens klaagster verweer kunnen voeren.

5 BEOORDELING

5.1 Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting oordeelt de raad dat klaagster haar stellingen dat zij verweerder op de hoogte heeft gesteld over de twee procedures en heeft gevraagd om bijstand te verlenen niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat verweerder (tijdig) op de hoogte was van de gestarte procedures in beide zaken, althans op de hoogte had kunnen zijn, noch dat verweerder opdracht had gekregen in die zaken verweer te voeren.

5.2 Uit de correspondentie van 7, 14 en 15 december 2009 volgt evenmin dat verweerder op de hoogte moet zijn geweest van een in de zaak K. ingediend verzoekschrift.

5.3 De klacht is derhalve ongegrond.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- de klacht is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl