ECLI:NL:TADRSGR:2013:153 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4029/13.116

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:153
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4029/13.116
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft de belangen van klaagster behandeld in een aantal procedures. In een kort geding procedure heeft verweerster verzuimd klaagster niet expliciet op de hoogte te stellen van het adres van de rechtbank waar de behandeling in kort geding zou worden gehouden. Dit adres was eerder onjuist opgenomen in het concept van de dagvaarding. Verweerster mocht er niet van uitgaan dat klaagster de uitgebrachte dagvaarding op dit punt zou nalezen. Verweerster heeft nagelaten klaagster een opdrachtbevestiging te sturen of haar op andere wijze op de hoogte gesteld van de financiële voorwaarden. Door klaagster onder meer niet te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand heeft zij niet gehandeld zoals een zorgvuldig advocaat betaamt. Verweerster heeft er voorts niet voor gezorgd dat het vonnis in kort geding nog dezelfde dag betekend kon worden aan de wederpartij. Dit was van belang aangezien het een kwestie betrof die da dag na het kort geding, op een zaterdag, zou moeten worden afgehandeld. Klaagster heeft niet de nodige maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat het vonnis tijdig betekend zou kunnen worden. Tot slot heeft verweerster pas na twee maanden gereageerd op een bericht van klaagster omtrent hetgeen de dag na het kort geding gebeurd was. De klacht wordt gegrond verklaard en de maatregel van berisping wordt opgelegd.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 30 mei 2013 met kenmerk K008 2013/ij/smo, door de raad ontvangen op 31 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2013 in aanwezigheid van klaagster en haar partner, tevens gemachtigde, de heer Woels, alsmede in aanwezigheid van  verweerster, en haar gemachtigde en kantoorgenote, mr. T., advocaat te E.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klaagster in een aantal familierechtelijke zaken bijgestaan.

2.2 Verweerster heeft klaagster onder meer in een kort geding procedure bijgestaan waarin verweerster namens klaagster gevorderd heeft dat de ex-partner van klaagster hun dochter één dag eerder dan in de omgangsregeling was afgesproken zou meegeven in verband met een wintersportvakantie.

2.3 De behandeling van het kort geding heeft op 17 februari 2012 plaatsgevonden. Beide partijen zijn ter zitting verschenen.

2.4 Bij vonnis van diezelfde dag, vrijdag 17 februari 2012, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat klaagster gerechtigd is om de dochter op te halen op zaterdag 18 februari 2012 om 19.00 uur en daarmee één dag eerder dan de gebruikelijke omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat voor het geval de ex-partner de dochter niet op het tijdstip zou overdragen, hij een dwangsom diende te voldoen van € 500,00.

2.5 Op 17 februari 2012 heeft verweerster de wederpartij per gewone post een kopie van het vonnis toegestuurd.

2.6 De wederpartij heeft op 18 februari 2012 geen gevolg gegeven aan het vonnis, ondanks bemoeienis van de politie.

2.7 De dochter van klaagster is op 19 februari 2012, conform de gebruikelijke omgangsregeling, aan klaagster overgedragen.

2.8 Bij e-mailbericht van 27 februari 2012 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat de vader niet conform het kort geding vonnis de dochter heeft meegegeven, maar eerst op zondagavond 19 februari 2012 om 19.00 uur de dochter heeft gebracht. Klaagster heeft verweerster onder meer gevraagd hoe verder te gaan en hoe het innen van de dwangsom zou geschieden.

2.9 Bij e-mailbericht van 27 april 2012 heeft verweerster klaagster in reactie op haar e-mailbericht onder meer geschreven dat zij de wederpartij zal aanschrijven om de dwangsom op te eisen.

2.10 De Geschillencommissie Advocatuur heeft bij beslissing van 2 juli 2013 bepaald dat klaagster aan verweerster ter zake van bijstand in het kort geding van 17 februari 2012 niets verschuldigd is.

2.11 Bij e-mailberichten van 14 december 2012 en 18 december 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerster onder meer dat:

- zij klaagster niet goed heeft geïnformeerd over de rechtbank die de zaak zou behandelen. Klaagster ging uit van de in de concept dagvaarding genoemde rechtbank te Haarlem, terwijl dit Den Haag was;

- verweerster verzuimd heeft om een deurwaarder gereed te hebben of te instrueren om het vonnis in kort geding nog op 17 februari dan wel op 18 februari 2012 te laten betekenen. Dientengevolge heeft de wederpartij geen gevolg gegeven aan het vonnis en heeft deze tevens geen dwangsom verbeurd;

- de hoogte van de declaratie niet in verhouding staat tot de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden. De financiële afspraken zijn niet tussen haar en verweerster besproken en zijn evenmin vastgelegd in een opdrachtbevestiging;

- verweerster een e-mail van klaagster van 27 februari 2012 pas twee maanden later heeft beantwoord en niet al het mogelijke in het werk heeft gesteld om de dwangsom te innen. Bovendien heeft verweerster klaagster niet aanstonds op de hoogte gesteld van de onmogelijkheid om de dwangsom te innen.

Ten gevolge van de handelwijze en met name het nalaten van verweerster heeft klaagster schade geleden, daaronder begrepen de reputatieschade jegens de vader van de dochter van klaagster.

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat klaagster de uitgebrachte dagvaarding zorgvuldig had dienen door te lezen. Uit deze dagvaarding zou haar gebleken zijn dat de behandeling van het kort geding bij de Rechtbank Den Haag plaatsvond. Verweerster heeft de zitting kunnen bijwonen en is slechts vijf minuten te laat gearriveerd.

4.2 Verweerster wilde de deurwaarder niet op voorhand instrueren in verband met het feit dat hieraan mogelijk kosten verbonden zouden zijn voor klaagster. Verweerster heeft dit niet op voorhand met klaagster besproken. Nadat het vonnis was uitgesproken was er geen deurwaarder meer beschikbaar. De ervaring van verweerster is dat aangetekende brieven niet worden opgehaald, vandaar dat zij ervoor gekozen heeft om het vonnis per gewone post aan de wederpartij toe te sturen.

4.3 Aansluitend aan het kort geding was verweerster met vakantie. De e-mail van 27 februari 2012 van klaagster is tijdens haar vakantie binnengekomen. Klaagster heeft zich tijdens verweersters vakantie niet gewend tot haar vervanger. In een dergelijk geval pleegt verweerster een e-mailbericht dat tijdens haar vakantie is binnengekomen, niet te lezen.

4.4 Verweerster heeft getracht om in onderling overleg alsnog tot een regeling te komen. Klaagster is uitgenodigd voor een gesprek op kantoor. Zij heeft daar geen gebruik van gemaakt. De door verweerster verrichte werkzaamheden staan in verhouding tot de declaratie die gestuurd is. De financiële condities waren klaagster bekend. Voor deze zaak zijn geen aparte financiële afspraken gemaakt en is niet vooraf een opdrachtbevestiging verzonden. Verweerster heeft eerder voor klaagster werkzaamheden verricht. Op dat moment konden deze werkzaamheden nog op basis van gefinancierde rechtsbijstand verricht worden. In de eerder verzonden opdrachtbevestigingen is vermeld welk uurtarief verweerster hanteert als er geen sprake is van gefinancierde rechtsbijstand. Klaagster had derhalve op de hoogte kunnen zijn van de financiële consequenties.

4.5 Verweerster heeft naar behoren de zaak van klaagster behandeld.

5 BEOORDELING

5.1 Een advocaat is gehouden om waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen.

5.2 Vaststaat dat verweerster klaagster niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van het adres van de rechtbank waar de behandeling in kort geding zou worden gehouden. Dergelijke essentiële informatie had verweerster klaagster moeten meedelen. Verweerster had er niet van uit mogen gaan dat klaagster het adres zou kunnen halen uit de dagvaarding, zeker niet nu in de concept dagvaarding een andere rechtbank en daarmee een ander adres was opgenomen dan in de uiteindelijk uitgebrachte dagvaarding.

5.3 Vaststaat voorts dat verweerster klaagster geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd en ook niet op andere wijze de financiële voorwaarden, waaronder zij de werkzaamheden ten behoeve van het kort geding zou verrichten, schriftelijk heeft vastgelegd. Het ligt op de weg van de advocaat om de cliënt in de eerste plaats te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, dan wel de onmogelijkheid daarvan en duidelijkheid te verstrekken omtrent het uurtarief op basis waarvan de werkzaamheden worden verricht. Verweerster heeft door dat niet te doen, niet gehandeld zoals een zorgvuldig advocaat betaamt.

5.4 Vaststaat verder dat verweerster er niet voor heeft gezorgd dat het vonnis in kort geding nog dezelfde dag, 17 februari 2012, dan wel 18 februari 2012, voorafgaand aan het moment waarop de man de dochter aan klaagster diende af te geven, is betekend. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het kort geding en het tijdstip waarop de wederpartij bij toewijzing van de vordering aan het vonnis zou moeten voldoen, had verweerster de nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat het vonnis nog tijdig betekend zou kunnen worden. De door verweerster genoemde redenen om niet op voorhand een deurwaarder in te schakelen, kunnen dat niet rechtvaardigen, reeds omdat zij deze niet besproken heeft met klaagster en evenmin met klaagster besproken heeft wat de consequenties zouden zijn van het niet (tijdig) betekenen van het vonnis in kort geding.

5.5 Vaststaat ten slotte dat verweerster pas na twee maanden gereageerd heeft op het e-mailbericht van 27 februari 2012 van klaagster omtrent het gebeurde op 18 februari 2012. Verweerster had  binnen een redelijke termijn dienen te reageren en klaagster voorts aanstonds op de hoogte dienen te stellen van het feit dat de dwangsom, hoewel opgenomen in het kort geding vonnis, niet geïnd kon worden omdat het vonnis niet aan de wederpartij betekend was. Dat klaagster tijdens de vakantie van verweerster geen contact heeft opgenomen met de waarnemer van verweerster, doet daaraan niet af en ontslaat verweerster derhalve niet van haar verplichting om aan haar toegezonden e-mails te reageren.

5.6 De raad acht de klacht in zoverre gegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de  hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl