ECLI:NL:TADRSGR:2013:143 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4176/13.83

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:143
Datum uitspraak: 25-11-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): R.4176/13.83
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Uit de stukken blijkt dat verweerder klaagster voldoende heeft geïnformeerd en dat klaagster tevreden was. Klacht in zoverre ongegrond. Op het verzoek van klaagster begin 2012 om een klacht in te dienen tegen een notaris heeft verweerder eerst op 16 januari 2013 (na indiening van de klacht) zonder toelichting negatief gereageerd. Onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig. Klacht in zoverre gegrond. Verweerder heeft klaagster bijgestaan op basis van meerdere toevoegingen. Eigen bijdragen in beginsel verschuldigd, ongeacht aan de zaak bestede tijd. Bovendien heeft verweerder onweersproken gesteld in alle zaken tezamen meer dan 150 uur gewerkt te hebben. Klacht in zoverre ongegrond. Enkele waarschuwing.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 22 april 2013 met kenmerk K009 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 23 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen. De raad heeft ook kennis genomen van de stukken van verweerder, ingekomen 17 september 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft met haar toenmalige partner in 1994 een notariële samenlevingsovereenkomst laten opstellen.

2.3 In verband met een door klaagster ontvangen erfenis en haar aanstaande huwelijk hebben zij en haar toenmalige partner zich tot een notaris gewend voor het regelen van het huwelijksgoederenregime. Volgens klaagster was het de bedoeling in gemeenschap van goederen te huwen, waarbij de woning juridisch en/of economisch zou worden uitgesloten. De notaris heeft echter huwelijkse voorwaarden opgesteld.

2.4 In januari 2008 heeft de ex-echtgenoot van klaagster een verzoekschrift tot scheiding met nevenvorderingen ingediend. In die procedure heeft klaagster de bepaling in de huwelijkse voorwaarden dat er geen pensioenverevening zou plaatsvinden, aangevochten. Rechtbank en hof hebben klaagster in haar stellingname niet gevolgd.

2.5 Verweerder heeft klaagster vanaf eind 2011 als advocaat bijgestaan in de cassatieprocedure.

2.6 Begin 2012 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd voor het indienen van een klacht tegen de notaris die de huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld.

2.7 Omdat klaagster vervolgens niets meer van verweerder vernam heeft zij in juni 2012 bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken rondom de klacht. Verweerder deelde haar mede eerst de uitspraak van de Hoge Raad te willen afwachten.

2.8 Op 26 september 2012 heeft klaagster een concept-klacht tegen de notaris ontvangen waarbij door verweerder werd medegedeeld dat hij nog 10 dagen nodig had voor het opstellen van de definitieve klacht. Vervolgens vernam klaagster niet meer van verweerder.

2.9 Bij brief met bijlagen van 7 januari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. de belangen van klaagster niet althans onvoldoende heeft behartigd in een cassatiezaak;

b. geen klacht heeft ingediend tegen de notaris, althans niet voortvarend heeft opgetreden naar aanleiding van het verzoek van klaagster een klacht tegen de notaris in te dienen en of daarvoor een voorlopig getuigenverhoor te entameren;

c. klaagster geen specificatie van zijn kosten heeft gestuurd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

5.2 Uit de inhoud van de e-mail van klaagster aan verweerder d.d. 19 januari 2011 blijkt dat hij haar over de inhoud van het verzoekschrift tot cassatie heeft geïnformeerd en dat klaagster met de inhoud ervan instemde en daar tevreden over was. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in zoverre dan ook geen sprake. De gedragingen van verweerder zijn ook overigens, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad acht dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

5.3 Tussen klaagster en verweerder staat vast dat klaagster verweerder begin 2012 heeft verzocht namens haar een klacht in te dienen tegen de notaris en dat hij naar aanleiding van dat verzoek bij brief van 16 januari 2013 negatief heeft geadviseerd. Verweerder erkent dat dat advies te lang op zich heeft laten wachten en voert als reden voor de vertraging aan dat hij de uitspraak van de Hoge Raad in de cassatieprocedure wilde afwachten. Hij stelt dat ook aan klaagster te hebben medegedeeld. Bovendien heeft klaagster geen antwoord gegeven op een aantal door hem in een brief van 26 september 2012 gestelde vragen, aldus verweerder.

5.4 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de behandeling van het verzoek van begin 2012 onvoldoende voortvarend ter hand genomen. Allereerst heeft hij tussen zijn negatieve advies en de eerstvolgende berichtgeving ongeveer een half jaar laten verstrijken. Bovendien heeft hij daarbij ook niet aangegeven waarom het van belang was het arrest van de Hoge Raad af te wachten en ook niet waarom en/of in hoeverre de antwoorden van klaagster op zijn vragen van 26 september 2012 van belang waren voor het opstellen van de klacht? Aldus heeft verweerder in strijd gehandeld met de zorg die hij als advocaat jegens zijn cliënte, klaagster, had behoren te betrachten. De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c.

5.5 Uit de stellingen over en weer blijkt dat verweerder klaagster heeft bijgestaan op basis van meerdere toevoegingen. De op basis van die toevoegingen vastgestelde eigen bijdragen diende klaagster in beginsel te voldoen, ongeacht de aan de zaak bestede tijd. In het algemeen geldt wel dat een verleende toevoeging achteraf omgezet kan worden in een zogenaamde lichte-advies-toevoeging als blijkt dat er in die zaak tot twee uren gewerkt is. In dat geval zal een eerder opgelegde eigen bijdrage worden verlaagd naar de laagste eigen bijdrage.

5.6 Nu verweerder geen urenspecificaties heeft overgelegd, maar wel overzichten van correspondentie/mails/stukken en bovendien aangegeven heeft in alle zaken tezamen meer dan 150 uur gewerkt te hebben (niet weersproken door klaagster), moet het ervoor worden gehouden dat geen van de verleende toevoegingen in aanmerking zijn gekomen voor omzetting naar een lichte adviestoevoeging. De raad acht dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

- verklaart klachtonderdeel a en c ongegrond.

Aldus gewezen door Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 26 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl