ECLI:NL:TADRSGR:2013:120 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4408/13.315

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:120
Datum uitspraak: 31-12-2013
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4408/13.315
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van client tegen zijn voormalig advocaat.   De juistheid van de stelling van klaagster dat verweerder de vonnissen van 8 april 2011 en 12 mei 2011 niet aan klaagster heeft doen toekomen, kan niet worden vastgesteld. Uit de stukken volgt dat op die data geen vonnis is gewezen. Op 24 maart 2011 is een tussenvonnis gewezen en op 18 augustus 2011 een eindvonnis. Uit de brief van 19 januari 2012 van verweerder volgt dat verweerder de rechtbank Den Haag heeft laten weten dat hij zich aan de zaak onttrekt en dat de door hem ingediende conclusie als niet verzonden moet worden beschouwd. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de door klaagster ingediende stukken dienen te worden aangemerkt als conclusie van dupliek. Klaagsters stelling dat verweerder de griffier van de rechtbank heeft verzocht alle door klaagster ingediende stukken te weigeren, wordt door klaagster niet verder onderbouwd. Gelet hierop is ook de juistheid van dit onderdeel van de klacht niet door klaagster aangetoond.   Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 5 december 2013 met kenmerk K317 2013, door de raad ontvangen op 6 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft zich begin maart 2011 tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek een lopende zaak over te nemen.

1.2 De verhuurder van de woning van klaagster had haar gedagvaard in verband met onbetaald gelaten kosten voor energieverbruik en namens klaagster moest op 3 maart 2011 een conclusie van dupliek worden ingediend.

1.3 Verweerder heeft de conclusie van dupliek ingediend.

1.4 Bij tussenvonnis van 24 maart 2011 heeft de kantonrechter bepaald dat er een comparitie zou moeten plaatsvinden op 8 april 2011.

1.5 Op 18 augustus 2011 is bij vervroeging eindvonnis gewezen.

1.6 Op 8 september 2011 heeft verweerder klaagster bericht dat hij namens haar geen beroep zou instellen tegen het vonnis van 18 augustus 2011 en heeft klaagster daarbij gewezen op de lopende termijnen en de mogelijkheid een andere advocaat te raadplegen.

1.7 Op 12 september 2011 heeft verweerster een kopie van het dossier in ontvangst genomen.

1.8 Op 4 november 2011 heeft klaagster zich,  naar aanleiding van een ontbindingsverzoek van de verhuurder van de huurovereenkomst tussen verhuurder en klaagster, wederom tot verweerder gewend.

1.9 Op 18 januari 2012 heeft klaagster verweerder een fax doen toekomen bestemd voor de rechtbank, waarin zij aan de rechtbank bericht het idee te hebben dat verweerder haar niet steunt en haar in de steek laat.

1.10 Verweerder heeft klaagster laten weten te betreuren dat zij geen vertrouwen meer leek te hebben in de samenwerking en heeft klaagster gevraagd haar te laten weten of zij nog langer zijn bemoeienissen wenste.

1.11 Gelet op het verstrijken van de termijn heeft verweerder zich genoodzaakt gezien alsnog een conclusie van dupliek in te dienen.

1.12 Bij brief van 19 januari 2012 heeft verweerder zich onttrokken aan de zaak.

1.13 Bij brief van 23 januari 2012 heeft verweerder klaagster bericht dat de rechtbank voornemens was uitspraak te doen op 16 februari 2012.

1.14 Bij brief van 20 augustus 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij valse informatie en verklaringen heeft afgegeven.

3. BEOORDELING

3.1 De juistheid van de stelling van klaagster dat verweerder beide vonnissen van 8 april 2011 en 12 mei 2011 niet aan klaagster heeft doen toekomen, kan niet worden vastgesteld. Uit de stukken volgt dat op die data geen vonnis is gewezen. Op 24 maart 2011 is een tussenvonnis gewezen en op 18 augustus 2011 een eindvonnis. Uit de brief van 19 januari 2012 van verweerder volgt dat verweerder de rechtbank Den Haag heeft laten weten dat hij zich aan de zaak onttrekt en dat de door hem ingediende conclusie als niet verzonden moet worden beschouwd. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de door klaagster ingediende stukken dienen te worden aangemerkt als conclusie van dupliek. Klaagsters stelling dat verweerder de griffier van de rechtbank heeft verzocht alle door klaagster ingediende stukken te weigeren, wordt door klaagster niet verder onderbouwd. Gelet hierop is ook de juistheid van dit onderdeel van de klacht niet door klaagster aangetoond. Ook overigens heeft klaagster haar klacht onvoldoende onderbouwd. 

3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mw.mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 31 december 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.