ECLI:NL:TADRSGR:2013:10 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3792/11.194

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2013:10
Datum uitspraak: 22-04-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): R. 3792/11.194
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht betreft bijstand door verweerder door tussenkomst van de FNV in 2001 en 2002. Klacht betreft het verwijt dat verweerder zich door het belang van FNV heeft laten leiden, geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd en een bezwaarschrift in 2002 zonder overleg met klager heeft ingetrokken. Klacht bij beslissing van de voorzitter kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De informatie betreffende het derde klachtonderdeel heeft klager eerst eind 2009 ter kennis gekregen. Verzet tegen de beslissing inzake de eerste twee klachtonderdelen ongegrond. Verzet tegen het derde klachtonderdeel gegrond, met ongegrondverklaring van dat onderdeel.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 12 september 2011, door de raad ontvangen op 13 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 20 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is op 21 september 2011 aan partijen verzonden.

1.3    Bij brief van 4 oktober 2011, door de raad ontvangen op 5 oktober 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Na het instellen van het verzet heeft klager op diverse tijdstippen brieven en stukken aan de raad toegezonden.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 februari 2013 in aanwezigheid van klager, die werd vergezeld van zijn dochter N. en verweerder. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.2    Bij brief van 26 april 2011 heeft klager zich bij de deken over verweerder beklaagd.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a.    klager nooit heeft laten weten dat hij hem in één zaak voor FNV Bondgenoten heeft bijgestaan en dat hij klager in alle volgende procedures van 2002 tot en met september 2008 op basis van een toevoeging heeft bijgestaan. Klager is van mening dat verweerder zich niet door klagers belang, maar door het belang van FNV Bondgenoten heeft laten leiden bij de behandeling van de zaken;

b.    klager geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd;

c.    een bezwaarschrift, door klager ingediend op 28 maart 2002, in opdracht van FNV Bondgenoten, doch zonder overleg met klager, heeft ingetrokken.

3.3    In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerder gehandhaafd. Klager heeft aangevoerd dat hij eerst in 2009 op de hoogte is geraakt van de feiten waarop klachtonderdeel c is betrokken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Voor zover klager in het verzet nieuwe klachten heeft aangevoerd, laat de raad deze buiten beschouwing daar deze niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn ingediend.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Terzake van dit klachtonderdeel is in de behandeling van het verzet niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een andere beoordeling dan die van de plaatsvervangend voorzitter, vermeld onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing.

5.3    De raad verenigt zich met de beoordeling van dit klachtonderdeel door de plaatsvervangend voorzitter en maakt dat oordeel tot het zijne.

In zoverre is het verzet ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4    Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de aanvang van de rechtsbijstand door verweerder in 2001. Daaromtrent is bij klachtonderdeel a reeds aan de orde geweest dat uit de brief van FNV Ledenservice van 1 oktober 2001 bleek dat de behandeling van klagers zaak tegen GAK Nederland B.V. werd opgedragen aan het kantoor van verweerder.

5.5    De raad is met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel dat het tijdsverloop tussen de aanvang van de opdracht in 2001 en de indiening van de onderhavige klacht dermate lang is dat klager in dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk is.    

In het verzet is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel nopen.    

De raad verenigt zich dan ook met de beoordeling van dit klachtonderdeel door de plaatsvervangend voorzitter.    

In zoverre is het verzet ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6    Dit klachtonderdeel heeft blijkens de toelichting van klager betrekking op een tweetal bezwaarschriften uit 2002, waarvan er één in de visie van klager zonder overleg met hem door verweerder is ingetrokken.

5.7    Klager heeft ter zitting onbetwist aangevoerd dat hij van de gang van zaken rond de bezwaarschriften eerst eind 2009 kennis heeft genomen. Klager had een mededeling van gelijke strekking opgenomen in zijn brief van 27 september 2012 aan de raad.

5.8    Het voorgaande behoort naar het oordeel van de raad mee te brengen dat klager ten aanzien van dit klachtonderdeel niet het verwijt treft te lang te hebben gewacht met het indienen – op 26 april 2011 - van de klacht. De raad onderschrijft aldus niet het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat klager in dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk is. In zoverre is het verzet gegrond.

5.9    Gezien het voorgaande zal de raad klachtonderdeel b beoordelen.

5.10    Verweerder heeft ter zitting betwist dat hij een bezwaarschrift zou hebben ingetrokken. Verweerder heeft zich beroepen op het ontbreken van stukken waaruit dat zou blijken.

5.11    Gelet op het dossier onderschrijft de raad het gevoerde verweer. Uit het dossier blijkt wel dat het GAK op zeker moment twee ingediende bezwaarschriften heeft samengevoegd. Dit blijkt uit het door klager overgelegde bericht van 14 juli 2011 van de heer R. Bal van UWV. Dat verweerder een door hem namens klager ingediend bezwaarschrift zou hebben ingetrokken blijkt echter niet uit de stukken.    

5.12    De raad komt aldus tot het oordeel dat klachtonderdeel c ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline

-    verklaart het verzet ongegrond voor zover het klachtonderdeel a en klachtonderdeel b betreft;

-    verklaart het verzet gegrond voor zover het klachtonderdeel c betreft;

-    verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld voor zover het verzet ongegrond is verklaard.

Van deze beslissing kan voor zover het verzet gegrond is verklaard hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl