ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3911 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3873/12.7

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3911
Datum uitspraak: 17-09-2012
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R.3873/12.7
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft van de griffier in april 2012 bericht ontvangen van het voornemen om de behandeling van zijn klacht tegen mr. X op een zitting in mei 2012 te behandelen. Daarbij is hem verzocht om een eventuele verhindering voor die zitting binnen een week na de kennisgeving mee te delen, onder toevoeging dat bij gebreke van een bericht van klager binnen een week ervan uit werd gegaan dat de geplande datum klager zou schikken en dat de raad geen rekening zou kunnen houden met nadien opgekomen verhinderingen, behoudens zeer bijzondere omstandigheden. Op de brief heeft klager niet gereageerd. Hierna heeft de griffier klager opgeroepen voor de bedoelde zitting in mei 2012. Klager verzocht hierop aanhouding van de behandeling daar hij verhinderd zou zijn de zitting bij te wonen. De griffier liet aan klager weten dat de zitting doorgang zou vinden. Hierop wraakte klager de voorzitter en de leden van de kamer. Klager doet in het wrakingsverzoek ook een beroep op de inhoud van een brief van mr. X aan de griffier en op het feit dat hij van een andere brief van mr. X aan de griffier geen kopie heeft ontvangen. De wrakingskamer oordeelt dat geen feiten zijn gebleken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Klager heeft niet op de eerstbedoelde mededeling van de griffier gereageerd; de door hem aangevoerde reden van verhindering moet hem ook in de eerste weken van april 2012 bekend zijn geweest. De correspondentie van mr. X aan de griffier en het verzuim van de griffier klager een bepaalde brief in kopie te sturen kan niet aan de bewuste kamer van de raad worden verweten. De uitlating in de brief van mr. X is voor diens rekening. Het nalaten van toezending van een brief van mr. X kan niet aan de bewuste kamer van de raad worden verweten. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Verzoeker heeft een klacht ingediend tegen mr. X, advocaat te

’s-Gravenhage. Het door de wet voorgeschreven onderzoek van die klacht is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarna deze het dossier aan de raad heeft toegezonden. Op 4 januari 2012 is het dossier bij de raad is binnengekomen.

1.2 Bij brief van 3 april 2012 heeft de griffier van de raad klager onder meer het volgende meegedeeld:

“De Raad zal de bovengenoemde zaak behandelen op maandag 14 mei 2012 te 13.50 uur. De Raad verwacht dat u persoonlijk ter zitting aanwezig zult zijn. De zitting vindt plaats in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage. Voor de behandeling is 40 minuten gereserveerd. Beide partijen kunnen op de zitting het woord voeren, bij voorkeur aan de hand van een pleitnota. 

Indien reeds thans bekend is dat u op voormelde datum niet ter zitting aanwezig kunt zijn, wordt u verzocht mij dat binnen één week na dagtekening van deze brief mede te delen, onder opgave van uw reden tot verhindering en uw verhinderdata, zodat een nieuwe datum kan worden vastgesteld. Bij gebreke van een dergelijk bericht wordt er vanuit gegaan dat de datum u schikt en dat u die in uw agenda reserveert. In verband met onder meer grote drukte en een strakke planning kan de Raad geen rekening houden met nadien opgekomen verhinderingen, behoudens in zeer bijzondere door de Raad als zodanig aan te merken omstandigheden.”  

1.3 Bij brief van 25 april 2012 heeft de griffier van de raad klager opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klachtzaak op 14 mei 2012 om 13.50 uur.

1.4 Bij brief van 27 april 2012 heeft klager aan de griffier van de raad verzocht om verdaging van de mondelinge behandeling wegens verhindering om de zitting op 14 mei 2012 bij te wonen.

1.5 Bij brief van 1 mei 2012 heeft de griffier van de raad aan klager meegedeeld dat zijn verzoek tot aanhouding niet werd gehonoreerd en dat de behandeling op 14 mei 2012 gewoon doorgang zou vinden.

1.6 Bij brief van 10 mei 2012 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van verweerders bij de raad ingediend.

1.7 Bij brieven van de griffier van 23 juli 2012 zijn partijen opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 september 2012 om 12.00 uur. Daarbij is door de griffier per abuis meegedeeld dat mr. F. deel zou uitmaken van de wrakingskamer.

1.8 Bij e-mail en bij brief van 31 augustus 2012 heeft verzoeker mr. F. gewraakt als lid van de wrakingskamer. Hierop heeft de griffier bij e-mail van 31 augustus 2012 aan verzoeker meegedeeld dat op 3 september 2012 niet mr. F. deel zou uitmaken van de wrakingskamer, maar mr. G. in diens plaats. Aan verzoeker is meegedeeld dat een en ander niet goed in de oproeping was vermeld, waarvoor de griffier excuses heeft aangeboden.

1.9 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de raad van 3 september 2012. Ter zitting is geen van de partijen verschenen.

2 INHOUD VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Het wrakingsverzoek van 10 mei 2012 behelst de wraking van verweerders als voorzitter, respectievelijk leden van de Raad van Discipline die op 14 mei 2012 als kamer van de raad de klacht tegen mr. X zou behandelen.

2.2 Aan het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende ten grondslag gelegd.

Klager heeft in zijn brief van 27 april 2012 verzocht om de zitting van 14 mei 2012 te verdagen daar hij wegens zeer bijzondere omstandigheden niet op die zitting aanwezig zou kunnen zijn. Verzoeker heeft ter toelichting van die stelling aangevoerd dat hij geen geld had om een treinkaartje te betalen en dat hij pas de financiële middelen daartoe zou hebben na ontvangst van het vakantiegeld uit hoofde van de door hem genoten sociale verzekeringsuitkering.

Verzoeker is van mening dat hem door de weigering de zitting te verdagen het recht is ontnomen om zijn klacht daadwerkelijk op de zitting te kunnen toelichten.

Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat mr. X in een brief aan de griffier van de raad melding maakt van een brief van 4 april 2012, waarvan verzoeker geen afschrift heeft ontvangen, noch van mr. X, noch van de griffier. 

Tenslotte heeft verzoeker gewezen op een brief van mr. X aan de griffier van 27 april 2012, waarin mr. X onder meer meedeelt: “Graag verneem ik de strategie van uw raad in geval(len) als de onderhavige.” Verzoeker concludeert hieruit dat de procedure van de Raad van Discipline een schijnprocedure is omdat het gebruik van het woord ‘strategie’ duidt op doorgestoken kaart tussen de raad en de betrokken advocaat.

3 VERWEER

3.1 Verweerders hebben naar aanleiding van het ingediende wrakingsverzoek geen verweer gevoerd.

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van artikel 47 Advocatenwet jo. artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan een lid van de Raad van Discipline worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

4.2 Het onderhavige wrakingsverzoek is blijkens de toelichting van verzoeker vooral ingegeven door de weigering van de raad, aan verzoeker overgebracht door de griffier, om gevolg te geven aan het verzoek van klager tot aanhouding van de op 14 mei 2012 bepaalde mondelinge behandeling van zijn klacht tegen mr. X.

4.3 De raad neemt in aanmerking dat de griffier aan verzoeker bij brief van 3 april 2012 mededeling heeft gedaan van datum en tijdstip van de mondelinge behandeling en dat, voor het geval verzoeker niet ter zitting aanwezig zou kunnen zijn, hem werd verzocht binnen een week na dagtekening van de brief mee te delen dat verzoeker verhinderd was, onder opgave van redenen en verhinderdata. Daarbij was ook uitdrukkelijk vermeld dat, bij gebreke van een bericht van klager binnen een week na 3 april 2012, ervan uit werd gegaan dat die datum klager zou schikken en dat de raad geen rekening zou kunnen houden met nadien opgekomen verhinderingen, behoudens zeer bijzondere door de raad als zodanig aan te merken omstandigheden. 

4.4 Niet gesteld of gebleken is dat verzoeker binnen de onder 4.3 genoemde termijn aan de griffier mededeling heeft gedaan van een verhindering.

De afwijzing van het op 27 april 2012 door klager gedaan verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling is aldus in overeenstemming met hetgeen de griffier verzoeker op 3 april 2012 heeft meegedeeld. Van de onder 4.3 bedoelde zeer bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de raad geen sprake geweest, nu de door klager aangevoerde reden van verhindering, te weten het ontbreken van financiële middelen in afwachting van de uitkering van zijn vakantiegeld in de maand juni 2012, hem ook in de eerste weken van april bekend moet zijn geweest.

4.5 De afwijzing van het verzoek tot aanhouding vormt aldus naar het oordeel van de wrakingskamer geen feit waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

4.6 De overige door verzoeker aangevoerde gronden kunnen evenmin leiden tot het oordeel dat gebleken is van omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Verzoeker refereert aan een brief van mr. X aan de griffier van de raad die hem niet in afschrift is toegezonden. Dit had weliswaar wel moeten gebeuren maar dat dit is nagelaten kan niet aan de bewuste kamer van de raad kan worden verweten. Verzoeker verwijst voorts naar een bepaalde uitlating van mr. X in een andere brief. Die uitlating is echter voor rekening van mr. X. en is geen aanwijzing voor de door verzoeker gevreesde doorgestoken kaart tussen de raad en mr. X.

4.7 Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.8 Ter zake van het in de onderhavige zaak op 31 augustus 2012 ingediende wrakingsverzoek betreffende mr. F. overweegt de wrakingskamer het volgende. Mr. F. maakt geen deel uit van de wrakingskamer. De mededeling dat dit wel zo was berust op een vergissing van de griffier. Aan verzoeker is vóór de behandeling van het wrakingsverzoek op 3 september 2012 meegedeeld dat niet mr. F., maar mr.G. deel uitmaakt van de wrakingskamer. 

Het door verzoeker op 31 augustus 2012 ingediende wrakingsverzoek betreft dan ook geen van de huidige leden van de wrakingskamer en zal daarom buiten behandeling worden gelaten.  

5 BESLISSING

De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- verstaat dat de op 31 augustus 2012 ingediende wraking tegen mr. F. buiten behandeling wordt gelaten.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2012.

griffier voorzitter