ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3898 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3859/11.262

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3898
Datum uitspraak: 05-11-2012
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R.3859/11.262
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerder heeft verzuimd om op rechtsgeldige wijze hoger beroep in te stellen is gegrond. Ook is gegrond het verwijt dat verweerder klaagster niet behoorlijk schriftelijk heeft geïnformeerd over de gemaakte fout en haar heeft geadviseerd om zonodig onafhankelijk advies over de gevolgen ervan te vragen. Klacht inzake de behandeling van de begrotingsprocedure wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, daar verweerder een verweerschrift heeft ingediend zonder klaagster daarover te raadplegen en zonder haar een concept voor het verweerschrift voor te leggen. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: berisping.

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 19 december 2011, door de raad ontvangen op 19 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde en verweerder. Verweerder is bijgestaan door mr. K., advocaat te Den Haag. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Mr. K. heeft pleitaantekeningen overgelegd.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een zaak betreffende boedelscheiding en in een begrotingsprocedure betreffende een declaratie van een vroegere advocaat van klaagster. In deze zaken was klaagster eerder door een andere advocaat bijgestaan.

2.3    In de zaak van de boedelscheiding betrof de bijstand het instellen van hoger beroep tegen een vonnis van 17 oktober 2007 van de rechtbank. 

Verweerder heeft hiertoe op 11 januari 2008 een exploot laten uitbrengen waarbij de wederpartij in hoger beroep werd gedagvaard tegen de zitting van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 24 januari 2008. Op die datum is de zaak niet aangebracht. Op 17 januari 2008 heeft verweerder een tweede exploot doen uitbrengen, waarbij gedagvaard werd tegen de zitting van het gerechtshof van 13 maart 2008. Laatstgenoemd exploot strekte niet tot herstel van een processueel gebrek in de eerst uitgebrachte appeldagvaarding. Verweerder heeft beide exploten aangebracht op de zitting van 13 maart 2008.

2.4    Bij arrest van 13 maart 2008 heeft het hof het namens klaagster gevraagde verstek tegen de wederpartij geweigerd en heeft het hof verstaan dat de instantie geëindigd was. Hierdoor is het vonnis van 17 oktober 2007 onherroepelijk geworden.

2.5    Vanaf eind maart 2008 hebben klaagster en verweerder gesproken over een psychiatrische rapportage betreffende klaagster, zulks met het oog op mogelijke vernietiging van een overeenkomst die was gesloten in de rechtbankprocedure.

2.6    In de begrotingsprocedure heeft verweerder namens klaagster een verweerschrift ingediend.

2.7    Bij brief van 6 april 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:

a.    dat hij klaagsters belangen met betrekking tot de procedure in hoger beroep naar aanleiding van het rechtbankvonnis van 17 oktober 2007 niet, althans onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd en heeft nagelaten klaagster te informeren over de gemaakte fout en de aansprakelijkheid van verweerder;

b.    dat hij in de begrotingsprocedure naar aanleiding van declaraties van een vroegere advocaat van klaagster geen, althans onvoldoende verweer voor klaagster heeft gevoerd. Verweerder heeft nagelaten om voorafgaande aan het indienen van het verweer kennis te nemen van de bezwaren van klaagster.

c.    dat hij klaagster heeft misleid door de indruk te wekken dat de op zijn kantoor werkzame heer S. als advocaat aan dat kantoor was of is verbonden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Ingevolge gedragsregel 11 moet de advocaat die bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, deze op de hoogte  stellen en hem, zonodig, adviseren onafhankelijk advies te vragen.    

Ingevolge gedragsregel 8 dient de advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en deze, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen.

5.2    Vaststaat dat verweerder verzuimd heeft om voor klaagster op rechtsgeldige wijze hoger beroep in te stellen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij eerst een exploot heeft laten uitbrengen met het verzoek aan de deurwaarder om tegen een datum in de loop van maart 2008 te dagvaarden, maar dat  de deurwaarder aan dat verzoek geen gevolg had gegeven en tegen een eerdere datum had gedagvaard, en dat daarna een tweede exploot is uitgebracht tegen 13 maart 2008. Verweerder heeft op die datum beide exploten bij het hof aangebracht.   

Het hof heeft hierop bij arrest van 13 maart 2008 verstek tegen de wederpartij geweigerd en heeft verstaan dat de instantie geëindigd was.

5.3    Verweerder heeft aanvankelijk aangevoerd dat zijn deurwaarder een fout heeft gemaakt. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hij voor het handelen van de deurwaarder verantwoordelijk is en dat hij aansprakelijk is.

5.4    Verweerder heeft aangevoerd dat hij eind maart 2008 het verzuim met klaagster heeft besproken. Klaagster heeft dit bestreden en heeft gesteld dat enkel met haar besproken is dat er een nieuwe procedure gevoerd zou moeten worden, waarvoor een psychiatrisch rapport van belang zou zijn.

5.5    Niet gesteld of gebleken is dat verweerder klaagster behoorlijk schriftelijk heeft geïnformeerd over de gemaakte fout en haar heeft geadviseerd om zonodig onafhankelijk advies over de gevolgen ervan te vragen. Het ontbreken van een schriftelijke bevestiging, waarbij verweerder gedragsregel 8 heeft veronachtzaamd, leidt tot verwerping van het door verweerder gevoerde verweer.

5.6    Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel a gegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.7    Uit het dossier blijkt dat verweerder de belangen van klaagster is gaan behartigen nadat klaagster eerst was bijgestaan door een andere advocaat.

Verweerder heeft aangevoerd dat de begrotingsprocedure zich in een eindstadium bevond en dat hij nog slechts op één brief van de betrokken advocaat heeft mogen reageren.   

Onder de vermelde omstandigheden kan verweerder niet worden tegengeworpen dat hij klaagster niet expliciet over de gang van zaken in de begrotingsprocedure heeft geïnformeerd, daar hij ervan mocht uitgaan dat de voorgaande advocaat zulks had gedaan.

5.8    Tegenover de klacht dat verweerder de brief namens klaagster heeft ingediend zonder haar daarover te raadplegen heeft verweerder geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij de betrokken brief in concept aan klaagster heeft voorgelegd of deze met haar heeft besproken.

In zoverre is de klacht gegrond, daar verweerder op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.9    Verweerder heeft betwist dat hij de heer S. als advocaat aan klaagster heeft voorgesteld. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat er geen brieven zijn die de heer S. als advocaat heeft ondertekend. Ter zitting heeft verweerder voorts een visitekaartje overgelegd, waarop is vermeld dat de heer S. “jurist” is op het kantoor van verweerder.

5.10    Daargelaten of de laatstgenoemde vermelding juist is, in elk geval is niet gebleken dat verweerder de heer S. als advocaat heeft voorgesteld dan wel bij klaagster de misleidende indruk heeft gewekt dat de heer S. advocaat is.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad dehierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b in de onder nummer 5.8 vermelde zin gegrond;

- legt als maatregel op een berisping;

- verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl