ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3895 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4043/12.177

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3895
Datum uitspraak: 31-10-2012
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R. 4043/12.177
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De tuchtrechter kan geen juridische inhoudelijk beoordeling geven, een dergelijke beoordeling moet worden gemaakt door de civiele rechter. Op basis van hetgeen over en weer is gesteld, kan niet aanstonds worden vastgesteld dat verweerder tekort is geschoten en derhalve evenmin dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klagers heeft gehandeld.    De tuchtrechter is voorts niet bevoegd te oordelen over een vordering tot vergoeding van schade. Een dergelijke vordering kan alleen aanhangig gemaakt worden bij de civiele rechter.   Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 3 oktober 2012, door de raad ontvangen op 4 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder behartigt de belangen van drie eisende partijen in een procedure bij de Rechtbank Rotterdam. Deze partijen zijn klaagster sub 2 en de broers van klager.

1.2    Klager en zijn broers vormen de directie van klaagster sub 2.

1.3    Eisers hebben in januari 2012 klager en klaagster sub 1 gedagvaard in verband met een vordering ten bedrage van € 1.650.000,00. Deze gelden zouden volgens de cliënten van verweerder door klager en klaagster sub 1 op onrechtmatige wijze aan de onderneming zijn onttrokken.

1.4    Bij akte van 28 april 2012 heeft verweerder de Rechtbank Rotterdam ervan in kennis gesteld dat één van de eisende partijen, één van de broers van klager, zich uit de procedure heeft teruggetrokken.

1.5    Bij tussenvonnis van de Rechtbank Rotterdam van 4 januari 2012 is klaagster sub 2 toegelaten haar stellingen te bewijzen. Sub 4.2 van het vonnis heeft de Rechtbank, voor zover in deze relevant, overwogen:

“De rechtbank passeert de stelling van gedaagden dat eiseres sub 1 zich uit de procedure heeft teruggetrokken nu dit niet blijkt uit het roljournaal.”

De vordering van de broer van klager is bij voornoemd vonnis afgewezen.

1.6    De advocaat van klaagster sub 2 in Suriname, mr. R., heeft verweerder bij brief van 13 januari 2012 verzocht de Rechtbank mede te delen dat klaagster sub 2 zich terugtrekt, aan welk verzoek verweerder niet heeft voldaan.

1.7    Bij brief van 26 maart 2012 heeft de gemachtigde van klagers een klacht ingediend bij de deken tegen verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij ondanks een daartoe door de aandeelhouders van klaagster sub 2 op 10 maart 2011 genomen besluit weigert de Rechtbank te berichten dat klaagster sub 2 zich uit de lopende procedure terugtrekt. De handelwijze van verweerder brengt met zich dat klaagster sub 2 extra kosten moet maken voor rechtsbijstand en bovendien het risico loopt in de proceskosten te worden veroordeeld. Verweerder is aansprakelijk voor deze schade.

3    BEOORDELING

3.1    Vooropgesteld wordt dat in het kader van een tuchtrechtprocedure in beginsel geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt van de door de advocaat verrichte werkzaamheden, tenzij uit het dossier aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten. De vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet aan de Rechtbank mede te delen dat klaagster sub 2 zich uit de procedure terugtrekt is verweven met de vraag of het besluit tot terugtrekking van de aandeelhoudersvergadering op 10 maart 2011 rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit laatste wordt door verweerder betwist. Beantwoording van deze laatste vraag vergt een juridisch inhoudelijke beoordeling. Een dergelijke beoordeling moet worden gemaakt door de civiele rechter. Op basis van hetgeen over en weer is gesteld kan niet aanstonds worden vastgesteld dat verweerder tekort is geschoten en derhalve evenmin dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klagers heeft gehandeld. 

3.2    Voor wat betreft de door klagers gestelde aansprakelijkheid van verweerder en de (mogelijk) door hen te lijden schade geldt dat de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen over een vordering tot vergoeding van schade. Een dergelijke vordering kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 31 oktober 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    de gemachtigde van klagers

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.