ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3145 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3789/11.191

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3145
Datum uitspraak: 02-07-2012
Datum publicatie: 22-08-2012
Zaaknummer(s): R.3789/11.191
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden van verweerder als advocaat van klaagsters wederpartijen. Verweerder heeft klaagster namens meerdere vennootschappen gedagvaard in een financieel geschil. Een van de vennootschappen behoort niet meer tot het concern van de overige eisende vennootschappen en blijkt geen schuldeiser jegens klaagster te zijn. Verweerder brengt een verklaring van de procespartij in het geding waaruit blijkt dat, hoewel die partij geen schuldeiser is, klaagster, indien veroordeeld door de rechtbank, bevrijdend aan die procespartij kan betalen. Klaagster heeft enkel formeel verweer gevoerd, geen inhoudelijk verweer. De rechtbank wijst de vordering jegens alle eiseressen toe. Klacht dat verweerder zonder opdracht van de bedoelde procespartij klaagster ook namens die procespartij heeft gedagvaard, het vonnis heeft laten betekenen en de deurwaarder geïnstrueerd heeft. Gelet op de door verweerder in het betreffende geding overgelegde verklaring dat klaagster bevrijdend aan de betrokken procespartij kon betalen komt de raad tot het oordeel dat klaagster geen belang heeft bij de klacht. Ten overvloede overweegt de raad dat, indien klaagster ontvankelijk zou zijn geweest, de klacht ongegrond zou zijn verklaard, daar verweerder, die heeft toegegeven zich te hebben vergist, die vergissing heeft hersteld door het in het geding brengen van stukken op grond waarvan klaagster, indien zij zou worden veroordeeld bevrijdend kon betalen. Klacht niet-ontvankelijk.  

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 8 september 2011, door de raad ontvangen op 10 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2012 in aanwezigheid van de heer Van der G. (namens klaagster) en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De heer Van der G. heeft een pleitnota overgelegd.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster is in een gerechtelijke procedure gedagvaard door drie eisende partijen, hierna aan te duiden als X B.V., Y B.V. en Z B.V. Verweerder treedt op als advocaat van deze vennootschappen.

2.3 Z B.V. was voorheen een dochtervennootschap van X B.V. Als gevolg van een management buy out is Z B.V. verzelfstandigd. Z B.V. behoorde tot de groep van vennootschappen, waar ook X B.V. en Y B.V. deel van uitmaakten.

2.4 Tussen klaagster en aan klaagster verbonden vennootschappen en de vennootschappen van de groep van X B.V. is geschil ontstaan over betaling van facturen, daterend uit een periode waarin partijen met elkaar hadden samengewerkt.

2.5 In de voormelde procedure heeft klaagster slechts als verweer gevoerd dat Z B.V. door verweerder ten onrechte als eisende partij in de dagvaarding was opgenomen.

2.6 Naar aanleiding van het verweer bleek verweerder dat hij abusievelijk namens Z B.V. gedagvaard had. De bedoeling was immers namens R B.V. te dagvaarden.

2.7 Vervolgens heeft verweerder, na afstemming met de directie van Z B.V. over de processuele positie van Z B.V., de procedure namens X B.V., Y B.V. en Z B.V. voortgezet. Verweerder heeft een verklaring van R B.V. in het geding gebracht met de volgende inhoud:

“Ten overstaan [van] de rechtbank Rotterdam is onder zaak-/rolnummer: [….., RvD] een geschil aanhangig tussen ondermeer [Z B.V., RvD] enerzijds en [klaagster, RvD] anderzijds. In de processtukken heeft [klaagster, RvD] het standpunt ingenomen dat niet [Z B.V., RvD], maar dat [R B.V., RvD] partij is bij de overeenkomsten. Ter onderbouwing van die stelling heeft [klaagster, RvD] naar voren gebracht dat op de met de verrichte werkzaamheden en/of geleverde diensten corresponderende facturen de oude handelsnaam en het handelsregisternummer van [R B.V., RvD] vermeld staat.

Wat daar ook van zij, [R B.V., RvD] verklaart hierdoor dat [Z B.V., RvD] gerechtigd is de vordering van EUR 34.310,54 exclusief wettelijke rente op [klaagster, RvD] te incasseren en dat derhalve door [klaagster, RvD] bevrijdend aan [Z B.V., RvD] kan worden betaald.”

2.8 Bij vonnis van 12 januari 2011 heeft de rechtbank de – gezamenlijke – vordering van X B.V., Y B.V. en Z B.V. tegen klaagster toegewezen, onder compensatie van de proceskosten. De rechtbank heeft het formele verweer van klaagster ten aanzien van Z B.V. verworpen op grond van een door verweerder in het geding gebrachte verklaring van R B.V.

2.9 Verweerder heeft het vonnis aan klaagster doen betekenen.

2.10 Klaagster heeft hoger beroep ingesteld waarin verweerder zich ook namens Z B.V. heeft gesteld.

2.11 Bij brief van 18 februari 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij zonder opdracht van de directie van Z B.V. haar ook namens Z B.V. heeft gedagvaard, het vonnis heeft laten betekenen en de deurwaarder op klaagster heeft afgestuurd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 In het algemeen geldt dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor eenieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. 

Op grond hiervan dient te worden beoordeeld of klaagster belang heeft bij de onderhavige klacht.

5.2 Verweerder heeft toegegeven dat hij zich heeft vergist, maar heeft ook aangevoerd dat hij zijn vergissing heeft hersteld door een regeling die erop neerkomt dat klaagster, indien zij zou worden veroordeeld tot betaling, bevrijdend aan Z B.V. kon betalen. Verweerder heeft verwezen naar de van de directie van R B.V. verkregen verklaring, waarvan de tekst onder nummer 2.7 is vermeld, en heeft voorts aangevoerd dat de directie van Z B.V. hem had laten weten tegen de inmiddels aanhangige procedure geen bezwaar te hebben zolang zij er maar geen last van zouden hebben.

5.3 Op grond van het voorgaande komt de raad tot het oordeel dat klaagster geen belang heeft bij de onderhavige klacht. Niet gebleken is dat klaagster in haar belang is of kon worden geschaad omdat dat niet R B.V. maar Z B.V. als procespartij jegens klaagster optrad. Klaagster stelt dat zij wel in haar belang getroffen is omdat de vordering anders zou zijn afgewezen en zij derhalve niet zou zijn veroordeeld in de proceskosten. 

Dat is echter geen gevolg van het feit dat namens de verkeerde partij gedagvaard is, maar een gevolg van het feit dat klaagster in eerste instantie geen inhoudelijk verweer tegen de vordering heeft gevoerd.

5.4 Wegens het ontbreken van belang dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht.

5.5 Ten overvloede, voor het geval klaagster wel ontvankelijk zou zijn geweest, overweegt de raad het volgende.

5.6 Voorop staat dat de advocaat een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem – in overleg met de cliënt – goeddunkt. Indien de advocaat daarbij een fout begaat, brengt dat niet  zonder meer mee dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt.

5.7 Verweerder heeft, zoals hiervoor vermeld, toegegeven zich bij het opmaken van de dagvaarding te hebben vergist voor wat betreft Z B.V. als procespartij. Verweerder heeft die vergissing hersteld door het in het geding brengen van stukken op grond waarvan klaagster, indien zij zou worden veroordeeld tot betaling, bevrijdend aan Z B.V. kon betalen. In hoger beroep heeft verweerder bovendien aangetoond dat hij van Z B.V. opdracht heeft om namens haar de vordering van R B.V. te incasseren.  

Gelet op een en ander kan niet gesteld worden dat verweerder zich in dezen heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.  

Indien klaagster in haar klacht ontvankelijk zou zijn, zou dit hebben moeten leiden tot ongegrondverklaring van haar klacht.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl