ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3129 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3771/11.173

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3129
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3771/11.173
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich over de advocaat van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij heeft een aan hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen, zoals hij goeddunkt. Aan deze vrijheid zijn grenzen te stellen. Verweerder heeft echter door de ten behoeve van zijn cliënt gelegde beslagen niet op te heffen niet de aan hem toekomende mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen overschreden. Het verzet wordt ongegrond verklaard.    

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2011 met kenmerk R 10/11/77, door de raad ontvangen op 11 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 augustus 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 augustus 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 1 september 2011 door de raad ontvangen op 2 september 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder en diens gemachtigde, tevens kantoorgenoot, mr. P.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 1 september 2011;

- een brief van 8 december 2011 van klager;

- een brief van 30 januari 2012 van verweerder met bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

- Verweerder behartigt de belangen van de wederpartij van klager in een afwikkeling van een nalatenschap.

- Bij vonnis van 16 februari 2011 is, voor zover relevant, door de rechtbank overwogen:

“Tevens vordert klager (red.) opheffing van het beslag door de executeur en de gezusters B. (red.), kennelijk omdat hij van mening is dat hun vordering moet worden afgewezen. De executeurs en de gezusters B. (red.) verzetten zich daartegen. Nu de vordering in conventie op belangrijke onderdelen wordt toegewezen, kan ook dit onderdeel van de vordering van klager (red.) niet slagen.”

- Bij faxbrief van 4 maart 2011 heeft de advocaat van klager verweerder gesommeerd het conservatoir derdenbeslag op te heffen.

- Bij e-mail bericht van 11 maart 2011 heeft verweerder de advocaat van klager bericht dat zijn cliënten bereid zijn tot opheffing van het beslag, onder een bepaalde voorwaarde, zoals nader omschreven in die e-mail.

- Dit voorstel is bij faxbrief van 5 april 2011 door de advocaat van klager afgewezen.

2.1 Bij brief van 28 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij weigert over te gaan tot opheffing van een conservatoir derdenbeslag hoewel middels (een vonnis van 16 februari 2011 van de Rechtbank Rotterdam, red.) is komen vast te staan, dat een langer aanhouden van het conservatoir beslag onder derden, niet langer gehandhaafd kan worden.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder ondanks de aan hem toekomende grote mate van vrijheid bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt, deze vrijheid heeft overschreden door naar aanleiding van het namens klager gevoerde verweer nader te informeren bij zijn cliënten en het eerder gelegde beslag niet op te heffen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat hij de aan hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënten te behartigen niet heeft overschreden. In een civiele procedure heeft de rechtbank zich al uitgesproken over de rechtmatigheid van het eerder op verzoek van diens cliënten gelegde beslag. De vorderingen van klager strekkende tot opheffing van het gelegde beslag zijn afgewezen. Het is in het belang van de cliënten van verweerder dat het beslag blijft liggen. Zijn cliënten hebben een grote vordering op klager, terwijl de vrees gerechtvaardigd is, dat zaken verduisterd zullen worden.

4.2 Het is niet aan de tuchtrechter om een oordeel te geven over de rechtmatigheid van het gelegde beslag. Klager heeft de zaak in hoger beroep aan het hof voorgelegd.  

Subsidiair wijst verweerder er op dat klager al eerder een klacht over hem heeft ingediend in verband met het gelegde beslag. Deze klacht is eerder gegrond verklaard. Deze klacht borduurt voort op dit gelegde beslag. De klacht gaat immers over het niet opheffen van dit beslag. De onderhavige klacht dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.

5 BEOORDELING

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

6 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.