ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3128 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3777/11.179

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3128
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Zaaknummer(s): R.3777/11.179
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich over het feit dat verweerster ten tijde van de behandeling in kort geding verklaard heeft dat de cliënt van klager geen rekening en verantwoording heeft afgelegd aan de cliënten van verweerster. Verweerster heeft deze mededeling zonder enige nuancering gedaan en daarbij geen acht geslagen op een brief van de zijde van klager van vóór de mondelinge behandeling. Verweerster had als op dat moment behandelend advocaat op de hoogte dienen te zijn van deze brief, die volgens eigen mededeling van verweerster door haar kantoorgenoot ontvangen was door een uitlating te doen zonder enige nuancering en zonder acht te slaan op deze brief heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is gegrond. Als maatregel wordt opgelegd enkele waarschuwing

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 augustus 2011, door de raad ontvangen op 17 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klager behartigt de belangen van K. c.s in een aantal procedures tegen M. c.s. De belangen van M. c.s. worden behartigd door een kantoorgenoot van verweerster.

2.2 Bij vonnis van 31 maart 2010 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage K. c.s. veroordeeld tot nakoming van haar verplichting zich te onthouden van het aanbieden van een lesmethode, die concurreert met een lesmethode van M. c.s., bij gebreke waarvan K. c.s. een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 per overtreding en € 5.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.

2.3 Klager heeft namens K. c.s. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 31 maart 2010.

2.4 Bij brief van 30 juni 2010 heeft de kantoorgenoot van verweerster klager verzocht om K. c.s. rekening en verantwoording te laten afleggen over de behaalde omzet en winst op die zaken die inbreuk maken op het auteursrecht van M. c.s.

2.5 Bij brief van 14 juli 2010 heeft klager de kantoorgenoot van verweerster meegedeeld:

“(…)

Voorts bericht ik u dat door K. c.s. [griffier] er geen productie heeft plaatsgevonden van panelen voor de lesmethode X. [griffier]. Deze productie vindt plaats binnen de vennootschappen van de X. Groep [griffier].

Hiermede heeft K. c.s. [griffier] gevolg gegeven aan het bepaalde van artikel 5.4 van het vonnis.  

(…)”

2.6 Klager heeft namens K. c.s. in kort geding gevorderd dat M. c.s. de executie van het vonnis van 31 maart 2010 staakt.De kort geding procedure is behandeld door een kantoorgenoot van klager en verweerster die haar kantoorgenoot verving.

2.7 Bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van 23 juli 2010 heeft verweerster gesteld dat K. c.s. geen rekening en verantwoording heeft willen afleggen ondanks een verzoek daartoe van M. c.s.

2.8 Op 26 juli 2010 heeft verweerster tijdens de behandeling in kort geding het standpunt van M. c.s. verwoord door te stellen dat K. c.s. geen rekening en verantwoording heeft afgelegd aan M. c.s. ondanks een daartoe strekkend verzoek.

2.9 Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht van 4 augustus 2010 is K. c.s. onder meer veroordeeld om over te gaan tot het afleggen van rekening en verantwoording op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat K. c.s. daarmee in gebreke blijft. K. c.s. is veroordeeld in de proceskosten.

2.10 Naar aanleiding van een door K. c.s. ingesteld appel heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest in kort geding van 8 maart 2011 de eis in reconventie van M. c.s. alsnog afgewezen. Het hof heeft onder meer in rechtsoverweging 4.11 overwogen: 

“ (…) 

Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat uit de door K. c.s. [griffier] overgelegde brief van 20 augustus 2010 (productie 14 bij het appelexploot) blijkt dat de advocaat van K. c.s. [griffier] reeds bij brief van 14 juli 2010 aan (de toenmalige) advocaat van M. c.s. [griffier] heeft laten weten dat bij K. c.s. [griffier] geen productie van panelen voor de lesmethode X. [griffier] had plaatsgevonden en dat hij dit heeft herhaald in zijn brief van 11 augustus 2010. Nu M. c.s. [griffier] de ontvangst van de brief van 14 juli 2010 niet heeft ontkend zal het hof ervan uitgaan dat de inhoud van die brief kennelijk al voor de behandeling van het kort geding in eerste aanleg (te weten 26 juli 2010) bekend was….. 

(…)”

2.11 Bij brief met bijlagen van 4 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klagerverweerster dat zijter zitting van 26 juli 2010 onwaarheid heeft gesproken door te verklaren dat K. c.s. geen rekening en verantwoording hebben afgelegd ondanks verzoeken daartoe van M. c.s.

4 VERWEER

4.1 Verweerster stond het vrij om het standpunt, dat haar cliënten innamen te verwoorden tijdens de behandeling in kort geding op 26 juli 2010. Ook als zij op de hoogte zou zijn geweest van de inhoud van de brief van 14 juli 2010 zou zij geen ander standpunt hebben ingenomen. Als advocaat van de wederpartij heeft zij een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënten te behartigen op een passende wijze. De aan haar toekomende vrijheid heeft zij niet overschreden. Verweerster gaat er vanuit dat haar kantoorgenoot de inhoud van de brief van 14 juli 2010 kende. Verweerster heeft niet klachtwaardig gehandeld.

5 BEOORDELING

5.1 Op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerster bekend was met de brief van 14 juli 2010. Verweerster had,als op dat moment behandelend advocaat,deze brief echter wel behoren te kennen op het moment dat zij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie opstelde en bij de behandeling van het kort geding op 26 juli 2010.

5.2 Gelet op de inhoud van de brief van 14 juli 2010 is hetgeen verweerster (overigens onbetwist)tijdens het kort geding heeft meegedeeld omtrent het niet afleggen van rekening en verantwoording door K. c.s. in strijd met de waarheid.

5.3 Verweerster heeft derhalve door zonder enige nuancering, en zonder acht te slaan op de brief van 14 juli 2010, in strijd met deze brief mee te delen dat er geen rekening en verantwoording was afgelegd, tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.4 De klacht is gegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de

hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl