ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3126 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3819/11.221
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3126 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2012 |
Datum publicatie: | 20-08-2012 |
Zaaknummer(s): | R.3819/11.221 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Het verzet dat ingesteld is tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is gegrond. De plaatsvervangend voorzitter heeft één van de klachtonderdelen te beperkt opgevat. De klacht die betrekking heeft op de traagheid van werken van verweerder wordt gegrond verklaard. Het feit dat drie maanden gedaan wordt om een concept dagvaarding op te stellen en dat er langer dan twee maanden over gedaan wordt om te reageren op opmerkingen van klager, en dan eerst na twee rappellen, kan niet worden gekwalificeerd als een handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het klachtonderdeel wordt deels gegrond verklaard. De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter wordt voor het overige bekrachtigd. Verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd |
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 13 oktober 2011 met kenmerk R 11/12/02, door de raad ontvangen op 14 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 11 november 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 november 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 21 november 2011 door de raad ontvangen op 22 november 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 21 november 2011.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich in mei 2009 tot verweerder gewend voor het indienen van een schadevergoeding tegen een woningstichting met wie klager een geschil had vanwege de voorgenomen sloop van de woning van klager waar ook zijn bedrijf gevestigd was.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan op basis van een toevoeging.
2.3 In september 2009 heeft klager verweerder verzocht een concept dagvaarding op te stellen.
2.4 Een kantoorgenoot van verweerder heeft een conceptdagvaarding voor klager opgesteld en deze op 23 december 2009 aan klager verstuurd.
2.5 Op 4 februari 2010 heeft klager zijn aanvullingen op het concept van de dagvaarding aan de kantoorgenoot van verweerder toegezonden.
2.6 Bij e-mail van 8 maart 2010 heeft klager verweerder gevraagd omtrent de stand van zaken en of de door hem gemelde aanvullingen al waren verwerkt in het concept.
2.7 Bij brief van 18 maart 2010 heeft klager verweerder wederom gevraagd naar de stand van zaken en zijn onvrede geuit over de wijze van de belangenbehartiging.
2.8 Bij brief van 12 april 2010 heeft verweerder klager bericht de samenwerking te beëindigen en klager geadviseerd een opvolgend advocaat te zoeken.
2.9 Bij brief van 30 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
A. inefficiënt en ondoelmatig heeft gewerkt. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij een collega de zaak heeft laten voorbereiden, terwijl klager verweerder had verzocht om de zaak zelf te behandelen gezien de complexiteit ervan. In aanmerking nemende de in de conceptdagvaarding opgenomen onjuistheden, is er onvoldoende tijd genomen om klagers zaak te bestuderen. Verweerder is bovendien onvoldoende voortvarend te werk gegaan gelet op het tijdsverloop tussen zijn verzoek om een conceptdagvaarding op te stellen en het uiteindelijk op 23 december 2009 ter beschikking gestelde concept. Bovendien heeft verweerder niet aanstonds na het bericht van 4 februari 2010 van klager de conceptdagvaarding aangepast;
B. gebruik heeft gemaakt van gefinancierde rechtshulp, maar daarbij onvoldoende klagers belangen heeft kunnen behartigen, omdat deze vorm van rechtshulp onvoldoende is om een ingewikkelde zaak binnen de daarvoor geldende tijd en middelen af te handelen;
C. geen inspanningen heeft verricht om klagers zaak over te dragen aan een andere advocaat.
3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de in het dossier vermelde feiten te beperkt zijn om goed te beoordelen of er sprake is van verwijtbaar gedrag door verweerder. De deken heeft bovendien zijn klacht te beperkt opgevat, deze strekt zich ook uit tot de kwestie van het tijdsverloop. Met betrekking tot klachtonderdeel A. stelt klager dat er sprake is van verwijtbaar gedrag van verweerder. Klager acht van belang zijn brief aan de deken van 7 oktober 2011 waarin hij meer feiten aan de orde heeft gesteld. Met betrekking tot klachtonderdeel B. merkt klager op dat de klacht meer maatschappelijk van aard is en niet direct verwijtbaar is aan het adres van verweerder. Ter zake klachtonderdeel C. merkt klager op dat dit klachtonderdeel meer te maken heeft met de omgangsvormen en redelijkheid.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich in eerste instantie geconcentreerd op hoe hij het dreigende kort geding, uitzetting van klager uit zijn woonruimte, kon voorkomen. Nadat deze kwestie geregeld was, heeft hij zich geconcentreerd op het opstellen van een conceptdagvaarding. Het verzoek daartoe bereikte hem in september 2009. Het tijdsbestek van twee, drie maanden om een conceptdagvaarding op te stellen, is niet ongebruikelijk in de advocatuur. Daarenboven was het onderzoeksrapport, dat klager hem ter hand had gesteld, van matige kwaliteit, zodat het meer tijd van verweerder vergde om een deugdelijk concept van de dagvaarding op te stellen.
4.2 Over het geheel genomen acht verweerder het tijdsverloop niet onaanvaardbaar, hoewel hij de tijd, die hij genomen heeft om te reageren op de brief van 4 februari 2010, wel langer acht dan eigenlijk zou moeten.
4.3 Verweerder stelt dat het wel degelijk mogelijk is om op basis van een toevoeging een zaak als die van klager te behandelen. De tuchtrechter is er niet om maatschappelijke zaken aan de orde te stellen. Bij het beëindigen van de opdracht is het niet nodig dat de advocaat tracht een andere advocaat voor zijn voormalige cliënt te zoeken.
4.4 Verweerder betwist dat hij inefficiënt gewerkt heeft. Hij heeft niet onvoldoende tijd genomen voor de behandeling van de zaak van klager.
5 BEOORDELING
5.1 Het verzet van klager is gegrond aangezien de plaatsvervangend voorzitter de klacht te beperkt heeft opgevat. In de voorzittersbeslissing van 11 november 2011 is onder klachtonderdeel A. niet de volledige klacht met betrekking tot het inefficiënt en doelmatig werken van verweerder opgenomen. Daarenboven zijn de in de voorzittersbeslissing opgenomen feiten niet volledig.
5.2 Het verzet is derhalve gegrond.
5.3 Ad klachtonderdeel A.
Vaststaat dat klager verweerder in september 2009 verzocht heeft een conceptdagvaarding op te stellen en het tot 23 december 2009 geduurd heeft alvorens klager het verzochte concept ontving.
5.4 Vast staat voorts dat verweerder eerst bij brief van 12 april 2010 gereageerd heeft op de brief van 4 februari 2010 van klager met diens aanpassingen op het concept en de daaropvolgende rappellen van 8 en 18 maart 2010.
5.5 Verweerder heeft voor het tijdsverloop noch in zijn schriftelijke reactie noch ten tijde van de mondelinge behandeling, een afdoende verklaring kunnen geven. In aanmerking nemende het tijdsverloop heeft verweerder onvoldoende voortvarendheid in de zaak van klager betracht.
5.6 Klachtonderdeel A. is derhalve gegrond.
5.7 Ad klachtonderdelen B. en C.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd die leiden tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.
5.8 De klachtonderdelen B. en C. zijn ongegrond.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;verklaart klachtonderdeel A. gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt verweerder voor het gegrond bevonden klachtonderdeel de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl