ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3124 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3756/11.158

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3124
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Zaaknummer(s): R.3756/11.158
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden in zaken die hij voor klager behandelde en of dat verweerder klager onjuist geadviseerd heeft en daarbij diens belangen heeft geschaad. De klacht die ziet op het excessief declareren wordt tevens ongegrond verklaard, aangezien het excessief declareren wordt gemotiveerd door te stellen dat de declaraties te hoog zijn in verband met de wijze waarop de belangenbehartiging is geschied. Het klachtonderdeel dat ziet op het feit dat verweerder pas na herhaald verzoek van klager overgegaan is tot aanschrijving van de wederpartij in verband met de proceskostenveroordeling die deze aan klager diende te voldoen, wordt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht, waarbij mede in aanmerking wordt genomen de algehele wijze van belangenbehartiging door verweerder. De klachtonderdelen zijn ongegrond

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2011 met kenmerk K108 2010/2011 ij, door de raad ontvangen op 8 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlandende klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder en diens gemachtigde, tevens diens kantoorgenoot, mr. N. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in twee procedures, gestart door de ex-partner van klager, alsmede in een procedure tegen een kinderopvang-organisatie.

Verzetprocedure

2.2 De ex-partner van klager heeft bij dagvaarding van 31 augustus 2009 klager gedagvaard om op 8 september 2009 voor de kantonrechter te Alphen aan den Rijn te verschijnen.

2.3 Bij verstekvonnis van 15 september 2009 zijn de vorderingen van de ex-partner toegewezen. Het verstekvonnis is op 25 september 2009 aan klager betekend.

2.4 Bij brief van 20 oktober 2009 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd waarin onder meer is opgenomen:

"(…)

Hierbij bevestig ik dat u mij opdracht heeft gegeven u bij te staan in de kwestie tegen mevrouw X [de ex-partner van klager; griffier]. Mevrouw X heeft u op 31 augustus jl. gedagvaard om op 8 september jl. bij de kantonrechter te Alphen aan den Rijn te verschijnen. U heeft zich echter niet gesteld in deze procedure. Derhalve heeft de kantonrechter op 15 september jl. verstekvonnis tegen u afgegeven. U heeft mij opdracht gegeven om tegen dit een verstekvonnis verzet aan te tekenen. Inmiddels heb ik de verzetdagvaarding opgesteld. Ik verzoek u vriendelijk om met mij contact op te nemen om dit met u te bespreken.

(...)

Voor de goede orde wijs ik u erop dat, indien de toevoeging niet wordt afgegeven, of deze na afloop van uw zaak wegens het behaalde financiële resultaat wordt ingetrokken, u mijn honorarium zult dienen te voldoen. Voor het overige verwijs ik u naar het hier bijgevoegd "informatieblad aanvraag gefinancierde rechtshulp".

(...)"

2.5 Bij brief van 29 oktober 2009 heeft verweerder klager een afschrift toegestuurd van de verzetdagvaarding en voorts geschreven:

"(…)

Derhalve zal in de onderhavige zaak het verzoek om gefinancierde rechtsbijstand ook worden afgewezen. Dit betekent dat ik aan u mijn honorarium in rekening moet brengen van € 200,- per uur ex BTW. Ik heb u dit reeds voorgehouden en u van het één en ander op de hoogte gesteld.

(…)"

2.6 Bij brief van 12 november 2009 heeft verweerder klager onder meer geschreven:|

"(…)

Inmiddels heb ik contact opgenomen met het Arrondissement Den Haag, afdeling Financieel-Economische Zaken, om aan te geven dat u in verzet bent gekomen tegen het verstekvonnis van de Kantonrechter van 15 september 2009. Hierop is mij meegedeeld dat de vordering tot betaling van de proceskosten wordt opgeschort en dat de beslissing van de Kantonrechter in de verzetprocedure wordt afgewacht.

(…) "

2.7 Bij brief van 20 november 2009 heeft verweerder klager ervan op de hoogte gesteld dat de Raad voor Rechtsbijstand zijn verzoek om gefinancierde rechtsbijstand heeft afgewezen wegens overschrijding van de wettelijk vastgestelde financiële grenzen.

Verder heeft de verweerder klager onder meer geschreven:

"(…)

Bijgaand doe ik mijn urenspecificatie toekomen. Zoals u kunt lezen heb ik afgerond 7 uur aan werkzaamheden verricht in de onderhavige zaak. Derhalve doe ik u bijgaand een tussentijdse declaratie toekomen, met het vriendelijke verzoek zorg te dragen voor betaling.

Zoals u verder kunt lezen heb ik mijn werkzaamheden gemodereerd naar 4 uur. In deze nota is natuurlijk verdisconteerd de voorschotnota die u bij brief van 29 oktober jl. hebt ontvangen, (met declaratienummer W17314).

(…)”

2.8 Bij brief van 14 december 2009 heeft verweerder klager, nogmaals, op de hoogte gesteld van de comparitie na antwoord bij de kantonrechter te Alphen aan den Rijn op 17 december 2009 om 11.00 uur.

2.9 De kantonrechter te Alphen aan den Rijn heeft bij vonnis van 19 januari 2010 de vorderingen van mevrouw X afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten begroot op € 379,25.

2.10 Verweerder heeft klager van de inhoud van het vonnisvan 19 januari 2010 bij brief van 22 januari 2010 op de hoogte gesteld en tevens meegedeeld:

"(…)

Bij brief van 23 december 2009 heb ik u een tussentijdse declaratie toegezonden (declaratienr. W17488) ten bedrage van € 1.058,30. Uit de boekhouding is gebleken dat u tot op heden nog niet bent overgegaan tot betaling van deze nota. Ik verzoek u vriendelijk ervoor zorg te dragen om binnen tien dagen na heden alsnog over te gaan tot betaling.

(…) "

Vrijwaringsprocedure

2.11 Verweerder heeft klager voorts bijgestaan in een procedure gevoerd voor de kantonrechter te Middelburg. De ex-partner van klager heeft klager in vrijwaring gedagvaard in een procedure waarin zij als gedaagde gedagvaard was door een tandartsenpraktijk als eiser in verband met onbetaald gelaten facturen.

2.12 Bij brief van 9 oktober 2009 heeft verweerder klager de aan hem gegeven opdracht bevestigd en onder meer geschreven:

"(…)

Hierbij bevestig ik dat u mij opdracht heeft gegeven u bij te staan in de zaak tegen mevrouw X. De tandartsenpraktijk [griffier] heeft een procedure aanhangig gemaakt tegen mevrouw X [griffier] in verband met het onbetaald laten van een rekening. De zaak loopt bij de kantonrechter te Middelburg. In deze zaak bent u in vrijwaring gedagvaard. Inmiddels heb ik voor de rolzitting van 12 oktober a.s. de rechter verzocht om aan mij een termijn te gunnen voor het indienen van de conclusie van antwoord op eis in vrijwaring.

(…)

Voor de goede orde wijs ik u erop dat, indien de toevoeging niet wordt afgegeven, of deze na afloop van uw zaak wegens het behaalde financiële resultaat wordt ingetrokken, u mijn honorarium zult dienen te voldoen. Voor het overige verwijs ik u naar het hier bijgevoegd "informatieblad aanvraag gefinancierde rechtshulp”.

(...)"

2.13 Bij brief van 27 oktober 2009 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

"(…)

Dit impliceert dat de Raad voor Rechtsbijstand ook in de onderhavige zaak uw toevoegingsaanvraag zal afwijzen.

Dit betekent dat ik mijn honorarium bij u in rekening moet brengen. De afgelopen week heb ik u reeds daarvan op de hoogte gesteld.

Mijn uurhonorarium bedraagt € 200,-- per uur exclusief BTW.

(…) "

2.14 Ter rolle van 9 november 2009 heeft verweerder voor klager een conclusie van antwoord in vrijwaring genomen.

2.15 Bij brief van 28 januari 2010 heeft verweerder klager ervan op de hoogte gesteld dat de kantonrechter van de Rechtbank Middelburg op 15 februari 2010 vonnis zal wijzen.

2.16 Bij vonnis van 15 februari 2010 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Middelburg de ex-partner van klager niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en haar veroordeelt in de kosten van het geding begroot op € 200,  .

2.17 Bij brief van 18 juni 2010 heeft verweerder de ex-partner van klager aangeschreven in verband met de proceskostenveroordeling voortvloeiende uit het vonnis van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn, alsmede van het vonnis van de kantonrechter te Middelburg en verzocht om het bedrag van in totaal € 579,25 binnen tien dagen over te maken op zijn derdengeldrekening.

“Kinderopvang-procedure”

2.18 Bij brief van 28 september 2009 heeft verweerder de aan hem door klager verstrekte opdrachtom op te treden tegen de kinderopvang-organisatie bevestigd en onder meer geschreven:

"(...)

Hierbij bevestig ik uw opdracht om u bij te staan in de zaak tegen de kinderopvanginstantie [griffier]. U bent gedagvaard om op 30 september a.s. te 10.00 uur ter terechtzitting te verschijnen van de Rechtbank 's-Gravenhage.

Voor de goede orde deel ik u mede dat u niet in persoon behoeft te verschijnen.

(...) "

2.19 Bij brief van 26 oktober 2009 heeft verweerder klager op de hoogte gesteld dat zijn verzoek om gefinancierde rechtsbijstand in de zaak tegen de kinderopvanginstantie is afgewezen en onder meer geschreven:

"(...)

Derhalve ben ik genoodzaakt om bij u mijn honorarium van € 200,-- per uur exclusief BTW in rekening te brengen. Ik heb u dit voorgehouden en u bent ermee akkoord gegaan. Bijgaand doe ik u een nota toekomen, met het vriendelijke verzoek zorg te dragen voor tijdige betaling.

(…)"

2.20 Bij tussenvonnis van 25 november 2009 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een comparitie van partijen bepaald.

2.21 Op 13 maart 2010 heeft verweerder klager vergezeld naar deze comparitie.In het proces-verbaal van de comparitie van partijen is onder meer opgenomen:

"(…)

Partijen verzoeken de rechtbank de zaak pro forma voor drie weken aan te houden. In die periode zullen klager [griffier] en verweerder [griffier] zich inzetten duidelijkheid omtrent de aangevraagde kinderopvangtoeslag te verkrijgen, waarna partijen met elkaar in gesprek zullen treden om te bezien of het geschil onderling opgelost kan worden. Partijen verklaren dat zij de rechtbank binnen die termijn zullen informeren over het vervolg van de zaak.

(…) "

2.22 Bij brief van 30 maart 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

"(…)

Van de Rechtbank 's-Gravenhage heb ik vernomen dat op uiterlijk 1 mei a.s. aan de rechtbank medegedeeld moet worden wat de stand van zaken is in de zaak tegen de kinderopvanginstantie [griffier]. Ik ga ervan uit dat zodra u een beschikking heeft ontvangen van de belastingdienst inzake de kinderopvangtoeslag over 2008 u mij daarvan onverwijld een afschrift toekomen.

Verder wens ik het navolgende onder uw aandacht te brengen. Uit de boekhouding volgt dat u maandelijks een bedrag van € 150,-- aflost op de openstaande nota's. Het totale bedrag dat tot op heden nog openstaat in de zaken tegen de kinderopvanginstantie (redactie) en mevrouw X betreft € 3.574,67. Dit betekent dat u pas na twee jaar uw nota's heeft afbetaald. Ik ga ervan uit dat u begrijpt dat ik hiermee niet akkoord kan gaan.

Derhalve verzoek ik u om binnen twee weken over te gaan tot betaling van in € 1.787,34 (de helft van het openstaande bedrag). Voor het restant verzoek ik u mij een redelijk afbetalingsvoorstel te doen.

Mocht u niet overgaan tot betaling van het bovengenoemde bedrag, dan zal ik mijn werkzaamheden in uw zaken staken. Immers, de openstaande nota's zijn gewoonweg te hoog. U kunt van mij dan niet verlangen dat ik in uw zaken werkzaamheden blijf verrichten.

(…) "

2.23 Bij brief van 20 mei 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

"(...)

Onder verwijzing naar onze bespreking op 7 mei jl. bericht ik u als volgt.

Met u heb ik de openstaande nota's besproken. Tot op heden staat er thans een bedrag open van € 4.011,90. Uit de boekhouding volgt dat u maandelijks een bedrag van € 150,00 aflost op de openstaande nota's. Ik heb u voorgehouden dat u op deze manier pas na twee jaar uw nota's heeft afbetaald. Ik heb u meegedeeld dat ik hiermee niet akkoord kan gaan. Ik heb u voorgesteld om maandelijks een bedrag van € 250,00 te gaan aflossen. Verder heb ik naar voren gebracht dat u wellicht een bedrag van uw vakantiegeld kan voldoen om zo een inhaalslag te maken. U zei mij dat u zich daarover zou beramen of dit voor u financieel haalbaar zou zijn. Vervolgens zou u met mij hierover contact opnemen.

Tot op heden heb ik echter niets van u vernomen. Bij deze verzoek ik u om onverwijld contact met mij op te nemen om aan mij kenbaar te maken of u aan bovengenoemd voorstel kunt voldoen.

(...)"

2.24 Bij brief van 17 september 2010 heeft verweerder klager meegedeeld dat de wederpartij ermee akkoord gaat dat na ontvangst van een bedrag van € 7.664,00 de zaak kan worden doorgehaald. Verweerder heeft klager onder meer geschreven:

"(...)

Voor de goede orde heb ik de advocaat van de wederpartij nog verzocht op wat voor rekeningnummer u het bedrag van € 7.664,-- dient over te maken. Zodra ik hierover verneem, zal ik u hiervan onverwijld op de hoogte brengen.

(...)"

2.25 Bij e-mail van 22 september 2010 heeft de advocaat van de wederpartij verweerder het rekeningnummer gegeven waarop het door klagerte betalen bedrag dient te worden overgemaakt.

2.26 Bij brief van 29 september 2010 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

"(...)

Ik verzoek u spoedig ervoor zorg te dragen om het bedrag van € 17.664,00 dat u van de Belastingdienst heeft ontvangen per omgaande over te maken op het rekeningnummer dat in de email vermeld staat.

(...) "

2.27 Bij brief van 11 oktober 2012 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“(…)

In mijn schrijven staat abusievelijk een bedrag opgenomen van € 17.664,--, maar u weet natuurlijk dat dit bedrag € 7.664,-- moet zijn.

(…)”

2.28 Bij brief met bijlagen van 4 januari 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klagerverweerder dat hij:

A. klager heeft afgeraden in verzet te gaan;

B. in augustus 2009 geweigerd heeft met klager stukken door te nemen, waardoor deze niet in verzet kon gaan en klager vervolgens heeft afgeraden hoger beroep in te stellen;

C. klager heeft afgeraden tijdens een zitting in december 2009 te spreken over fraude, een poging tot omkoping, zelfverrijking met € 1.300,00 en diefstal van persoonlijke documenten;

D. pas in juni 2010 klagers ex-vriendin heeft aangeschreven voor een bedrag van € 579,25, terwijl verweerder sinds februari 2010 wist dat zij klager dat bedrag verschuldigd was;

E. klager veel te hoge declaraties heeft gestuurd;

F. klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd omdat verweerder regelmatig in strijd met klagers belangen adviseerde;

G. druk op klager heeft uitgeoefend om te zorgen dat klager diens vakantiegeld besteedde aan de betaling van de openstaande declaraties van verweerder;

H. klager geadviseerd heeft de advocaat van klagers ex-vriendin aan te schrijven voor de proceskostenveroordeling, waarbij verweerder klager kenbaar heeft gemaakt de brief wel te willen controleren maar hij niet bereid was om de advocaat zelf aan te schrijven;

I. tijdens een rechtszitting niet gesteld heeft dat klager nog kinderopvangtoeslag ontving.

4 VERWEER

Ad klachtonderdelen A. en B.

4.1 Verweerder heeft klager niet afgeraden in verzet te gaan. Verweerder heeft de opdracht van klager om verzet in te stellen aangenomen en heeft daadwerkelijk het verzet voor hem ingesteld en verder behandeld.

4.2 Verweerder wijst erop dat alle drie de door hem aangenomen zaken met een positief resultaat afgesloten zijn. Er is geen sprake van een weigering in augustus 2009 om stukken met klager door te nemen. Klager heeft zich eind september/begin oktober 2009 voor het eerst tot het kantoor van verweerder gewend.

Ad klachtonderdeel C.

4.3 Verweerder erkent dat hij klager heeft afgeraden om ter zitting te spreken over onder meer fraude. Dit leek hem voor de zaak niet ter zake doende. Het staat verweerder vrij om klager dit te adviseren.

Ad klachtonderdelen F. en I.

4.4 Verweerder bestrijdt dat hij de belangen van klager niet behoorlijk behartigd heeft. Verweerder begrijpt niet waar klager op doelt als deze stelt dat verweerder hem regelmatig in strijd met zijn belangen geadviseerd zou hebben. Verweerder wijst erop dat in de drie voor klager gevoerde procedures, drie keer een positief resultaten bereikt heeft.

Ad klachtonderdelen D. en H.

4.5 Verweerder erkent dat hij, ondanks een eerder verzoek van klager daartoe, pas bij brief van 18 juni 2010 de ex-partner van klager heeft aangeschreven voor de betaling van de twee proceskostenveroordelingen. Hij heeft klager eerder meegedeeld dat het lastig zou zijn om de proceskostenveroordelingen te verhalen aangezien de ex-partner in België woonde. Het stond verweerder vrij klager te adviseren zelf de advocaat van de wederpartij aan te schrijven. Dit behoort tot de beleidsvrijheid van verweerder. Daarenboven zou dit minder kosten voor klager meebrengen.

Ad klachtonderdelen E. en G.

4.6 Verweerder is coulant geweest met betrekking tot het treffen van een regeling voor het betalen van de openstaande declaraties. Gelet op het openstaande bedrag was een betalingsregeling van € 150,00 per maand echter niet verantwoord. Verweerder heeft daar een aantal maal met klager over gesproken, althans hem daarover geschreven. Het staat hem vrij klager een suggestie te doen om het door klager te ontvangen vakantiegeld aan te wenden om de openstaande declaraties te voldoen. Het niet betalen van de declaraties zou immers betekenen dat verweerder zijn werkzaamheden diende te staken.

4.7 Verweerder heeft de honoreringsafspraken met klager vastgelegd op het moment dat bleek dat de toevoegingsaanvragen niet werden gehonoreerd. Verweerder heeft regelmatig zijn declaraties gemodereerd. Er is geen sprake van te hoge declaraties.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen A., B., C., F. en I.

5.1 Aan de hand van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden in de zaken, die hij voor klager behandelde en/of klager kennelijk onjuist heeft geadviseerd en daarmee de belangen van klager zou hebben geschaad.

5.2 De klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdelen E. en G.

5.3 Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat klager niet de hoogte van de declaraties ter discussie stelt, doch een koppeling maakt tussen de naar het oordeel van klager slechte belangenbehartiging door verweerder en de daarvoor door klager betaalde declaraties.

5.4 Nu de klachten A. t/m C., F. en I., die betrekking hebben op de belangenbehartiging en de wijze van aanpak van de dossiers, ongegrond zijn verklaard en de raad ook overigens niet heeft kunnen vaststellen dat er sprake is van excessief declareren, is het handelen van verweerder tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.

5.5 Het door verweerder in zijn brieven gestelde met betrekking tot de betaling van de openstaande declaraties, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, terwijl evenmin is komen vast te staan dat verweerder ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend op klager.

5.6 De klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdelen D. en H.

5.7 Vaststaat dat verweerder de ex-partner van klager met betrekking tot de twee proceskostenveroordelingen op 18 juni 2010 heeft aangeschreven. Dat verweerder deze brief eerder had kunnen versturen en ter zake wellicht meer voortvarendheid had kunnen betrachten, acht de raad – mede in aanmerking nemende de wijze waarop verweerder de dossiers van klager behandeld heeft – niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.8 De klachtonderdelen zijn ongegrond.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl