ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3123 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3952/12.86

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3123
Datum uitspraak: 25-04-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Zaaknummer(s): R. 3952/12.86
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet kan worden vastgesteld dat voor verweerster evident kenbaar was dat de inhoud van het verslag met betrekking tot de bewuste passage feitelijk onjuist was.  Klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 28 maart 2012, door de Raad ontvangen op 29 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van brieven van 11 januari en 2 februari 2012 van klagers aan de deken en van een aan hem gerichte brief van klagers van 2 april 2012.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster behartigt de belangen van mevrouw V., de huidige partner van klagers (schoon)vader de heer N.

1.2 Verweerster heeft in een andere procedure een productie (43) overgelegd, inhoudende een door de zorgmanager van Residence G. (red) geparafeerd en ondertekend “Verslag verblijf de heer N. (red.) in Residence G.(red)”, hierna te noemen “het Verslag”. In het Verslag is het navolgende vermeld:

“Volgens het personeel, waar de buurvrouw verhaal ging maken had klager (red.) zich uitgegeven voor “rechter” en niet gezegd dat hij familie was, zodat men abusievelijk dacht dat het hier om een descente ging, iets wat al eerder had plaatsgevonden.”

1.3 Bij brief van 27 december 2010 heeft klaagster verweerster doen toekomen een in het kader van een ingediende klacht opgemaakt verslag van een hoorzitting van 7 oktober 2010, welke heeft plaatsgevonden bij de klachtencommissie van de Nederlandse Vereniging van Particuliere Woon en/of Zorgvoorzieningen en de beslissing op die klacht d.d. 13 december 2010. In die beslissing staat, voor zover in deze relevant, vermeld:

“…

De commissie is van mening dat de zorgmanager (red.), productie 43 niet had mogen onder ondertekenen. Het document vermeldt immers een aantal feiten die de zorgmanager (red.) niet zelf heeft waargenomen, zonder vermelding dat de informatie over deze feiten van anderen afkomstig is.

…”

1.4 Klaagster heeft verweerster in haar brief voornoemd verzocht voor de behandeling van het hoger beroep op 13 januari 2011 aan het gerechtshof ’s-Gravenhage te berichten dat productie 43 (Het Verslag) geschreven en getypt is door mevrouw V. en dat productie 43 informatie bevat die afkomstig is van mevrouw V. en door de zorgmanager niet zelf is waargenomen.

1.5 Verweerster heeft op dit verzoek niet gereageerd.

1.6 Blijkens een proces-verbaal betreffende het verhandelde ter terechtzitting met gesloten deuren van het gerechtshof te ’s-Gravenhage op 23 juni 2011 heeft verweerster tijdens die zitting over klager gesteld:

“…

De echtgenoot van H. heeft zich voorgedaan als rechter en gezegd dat hij een descente en onderzoek deed.

…”

1.7 Klager is voormalig coördinerend vice-president van het gerechtshof ’s-Gravenhage, althans is raadsheer geweest bij voornoemd gerechtshof.

1.8 Bij brief van 9 november 2011 hebben klagers een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 De kern van de klacht betreft de stelling dat verweerster zich – in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat deze tijdens een zitting van het gerechtshof ’s-Gravenhage is gedaan – had dienen te onthouden van de hiervoor vermelde uitspraak, omdat zij de onjuistheid van die uitspraak redelijkerwijs kon kennen en er meer dan voldoende aanwijzingen zijn dat die uitspraak onjuist was.

3 BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feiten materiaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat die informatie onjuist is. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline moet een advocaat in het rechtsgeding de vrijheid hebben om stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter over te brengen, ook indien de inhoud daarvan mogelijk onjuist zal blijken en/of schadelijk kan zijn voor (de goede naam van) derden. De advocaat zal in het algemeen niet hoeven af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, wel opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.

3.2 Vastgesteld wordt dat de klachtencommissie van oordeel is dat de zorgmanager niet gerechtigd was het onder 2.1 bedoelde verslag te ondertekenen. Dat gegeven impliceert niet dat verweerster reeds daarom niet had mogen  afgaan op hetgeen haar cliënte haar had medegedeeld. Verweerster heeft gesteld dat zij geen reden had om aan te nemen dat haar cliënte een leugenachtige verklaring met betrekking tot het bewuste bezoek van klager had gegeven. Niet kan worden vastgesteld - de uitvoerige beschouwingen van klagers omtrent het tegendeel ten spijt -  dat voor verweerster evident kenbaar was dat de inhoud van het verslag met betrekking tot de bewuste passage feitelijk onjuist is.  Dat het verweerster niet vrij stond van de daarin vermelde feiten geen melding te doen in een  terechtzitting met gesloten deuren waar familieproblemen een centraal stonden, is derhalve niet aannemelijk geworden.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 25 april 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 april 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.