ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2861 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3704/11.106

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2861
Datum uitspraak: 23-01-2012
Datum publicatie: 18-06-2012
Zaaknummer(s): R. 3704/11.106
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Uit confraternele correspondentie citeren in de memorie van grieven zonder hierover overleg te hebben met klager en zonder de deken om advies te vragen is in beginsel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bij de toetsing van de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen kan er echter niet voorbij gegaan worden dat een advocaat ten behoeve van een cliënt genoodzaakt kan zijn, gelet op de substantiëringsplicht opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, om het standpunt van de wederpartij weer te geven. Verweerder heeft zijn beroep op de op hem rustende substantiëringsplicht niet nader geconcretiseerd en gesteld noch aannemelijk gemaakt dat verweerder slechts aan op hem rustende plicht heeft kunnen voldoen door letterlijk uit confraternele correspondentie te citeren. Verweerder heeft de grens van de aan hem toekomende beoordelingsvrijheid overschreden. Aan verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief met bijlagen van 1 februari 2010heeft  klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement

Rotterdam.Het dossier is op 6 mei 2011bij de Raad binnengekomen.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 21 november 2011waarbijverweerder is verschenen.Klager is met bericht van verhindering afwezig.

FEITEN

2.1. Op 19 januari 2011 heeft verweerdernamens zijn cliënte een appeldagvaarding laten uitbrengen.

2.2 Op 1 februari 2011 heeft verweerder een memorie van grieven genomen. In de memorie van grieven heeft verweerder geciteerd uit een faxbericht van klager van 26 januari 2011aan verweerder.

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat deze in de door verweerder genomen memorie van grieven zonder overleg met klager en zonder de deken om advies te vragen geciteerd heeft uit confraternele correspondentie.

VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij een gedeelte uit de confraternele correspondentie geciteerd heeft in de door hem genomen memorie van grieven. Verweerder heeft niet zonder voorafgaand overleg gevoerd te hebben met klager en zonder toestemming van de deken mogen citeren uit confraternele correspondentie.

 Verweerder diende uit deze correspondentie te citeren gelet op de op hem rustende substantiëringsplicht. Uit het citaat volgde het door de wederpartij ingenomen standpunt.

 Ter mondelinge behandeling heeft verweerder te kennen gegeven lering te hebben getrokken uit hetgeen gebeurd is.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Uitgangspunt  is dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere advocaat in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, indien nodig, na advies gevraagd te hebben aan de deken.

5.2 Vaststaat dat verweerder niet eerst overlegdheeft met klager en advies heeft gevraagd aan de deken alvorens in de memorie van grieven een citaat uit confraternele correspondentie op te nemen.

5.3 Bij de toetsing van de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen kan er echter niet aan voorbij worden gegaan dat een advocaat ten behoeve van een cliënt genoodzaakt kan zijn, gelet op  de substantiëringsplicht opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, om het standpunt van de wederpartij weer te geven. Om hieraan te voldoen kan het nodig zijn om uitingen van een andere advocaat op te nemen, waarover gelet op het genoemde uitgangspunt eigenlijk geen mededeling mag worden gedaan. Aan de advocaat dient een zekere beoordelingsvrijheid te worden gelaten bij de wijze waarop deze uitingen worden uiteengezet.

5.4 Verweerder heeft zijn beroep op de op hem rustende substantiëringsplicht niet nader geconcretiseerd en gesteld noch aannemelijk gemaakt dat verweerder slechts aan de op hem rustende plicht heeft kunnen voldoen door letterlijk uit confraternele correspondentie te citeren.

5.5 De Raad is daarom van oordeel dat verweerder de grenzen van de hiervoor genoemde beoordelingsvrijheid heeft overschreden.

5.6 Verweerder heeft derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7 De klacht is gegrond.

MAATREGEL

6.1 Gelet op de gegrond bevonden klacht acht de Raad de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan,mr. J.P. Heinrich, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga,

griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2012.

griffier        voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.