ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2851 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3932/12.66

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2851
Datum uitspraak: 03-04-2012
Datum publicatie: 18-06-2012
Zaaknummer(s): R. 3932/12.66
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gedragsregel waarop klaagster zich beroept ziet niet op het gedrag van de clienten van advocaten. De klacht wordt op dit onderdeel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.   Voor zover klaagster meent dat verweerder zijn cliënte had moeten weerhouden een brief te sturen, is de klacht kennelijk ongegrond, nu niet is gebleken dat verweerder wist dat zijn cliënte klaagster rechtstreeks zou schrijven, laat staan dat hij zijn cliënte had geadviseerd zulks te doen. Klacht voor het overige van onvoldoende gewicht.    

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 5 maart 2012 met kenmerk K040 2011/2012, door de Raad ontvangen op 6 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de brieven van klaagster van 12 en 19 maart 2012 aan de Raad van Discipline en de brief van 14 maart 2012 van de griffier van de Raad aan klaagster.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder is als advocaat van de wederpartij van klaagster opgetreden in een arbeidsgeschil.

1.2 Bij brief van 29 september 2011 heeft verweerder klaagster, voor zover in deze relevant, geschreven:

“Cliënte, S. (red.), verzocht mij de communicatie en correspondentie met u verder ter hand te nemen, zulks naar aanleiding van uw brief van 26 september 2011. Mag ik u ook verzoeken uitsluitend via en met mij te corresponderen en te communiceren?

Uiteraard kunt u altijd met mij contact opnemen als u behoefte hebt aan nadere informatie of overleg. Ik adviseer u met klem u te wenden tot een eigen juridisch adviseur die dan namens u met mij nader kan overleggen indien gewenst.”

1.3 Bij brief van 6 oktober 2011 heeft de cliënte van verweerder, S., klaagster rechtstreeks aangeschreven.

1.4 Klaagster heeft voornoemde brief ongeopend aan verweerder gestuurd.

1.5 Bij brief van 11 oktober 2011 heeft verweerder klaagster, voor zover in deze relevant, bericht:

“U heeft mij “ongeopend”gestuurd de brief van S. (red.) van 6 oktober jl. aan u. U treft deze hierbij aan.

Ik verzoek u mij, dan wel mevrouw V. (red.) uiterlijk donderdag 13 oktober a.s. te berichten of u toestemming verleent, bij gebreke waarvan gehandeld wordt overeenkomstig de laatste alinea van de brief van 6 oktober jl. van S. (red.).”

1.6 Klaagster heeft op 24 oktober 2011 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:

a. dat zijn cliënte klaagster, na de brief van verweerder aan klaagster van 29 september 2011, rechtstreeks heeft benaderd en dat verweerder zijn cliënte hiervoor niet heeft berispt, maar zelfs heeft meegewerkt aan deze handelwijze;

b. dat hij haar bij brief van 11 oktober 2011 een te korte termijn heeft gesteld en heeft nagelaten de in de brief beschreven bijlage aan de brief te hechten.

3 BEOORDELING

3.1 Voorop staat dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zin cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op  ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Voor zover klaagster klaagt over het feit dat de cliënte van verweerder haar rechtstreeks benaderde, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. De gedragsregel waar klaagster zich in dat kader op beroept, ziet niet op het gedrag van de cliënten van advocaten. Voor zover klaagster meent dat verweerder zijn cliënte had moeten weerhouden die brief te sturen, is de klacht kennelijk ongegrond, nu niet is gebleken dat verweerder wist dat zijn cliënte klaagster rechtstreeks zou schrijven, laat staan dat hij zijn cliënte had geadviseerd zulks te doen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Gelet op de inhoud van de brief van 29 september 2011 van verweerder aan klaagster en de korte termijn die, zonder nadere onderbouwing bij brief van 11 oktober 2011, door verweerder aan klaagster werd gesteld voor het geven van haar reactie op de brief van 6 oktober 2011 van S., waren enige woorden ter verklaring van de gang van zaken van de zijde van verweerder en was een korte toelichting op de reden van de korte termijn op zijn plaats geweest, doch het ontbreken hiervan is van onvoldoende gewicht om te concluderen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. Dit laatste geldt ook voor het feit dat de genoemde bijlage niet was ingesloten bij de brief van 11 oktober 2011 voornoemd. Klaagster had bovendien binnen de gegeven korte termijn verweerder eenvoudig kunnen opbellen om hem op het ontbreken van de bijlage te attenderen en hem daarbij desgewenst – al dan niet mede om die reden – om verlenging van de termijn kunnen vragen.

3.4 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b van onvoldoende gewicht worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als van onvoldoende gewicht af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 3 april 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 april 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.