ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2847 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3635/11.37
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2847 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-02-2012 |
Datum publicatie: | 18-06-2012 |
Zaaknummer(s): | R. 3635/11.37 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht dat de advocaat in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris van het advocatenkantoor in 2009 in het geheel niet en in 2010 niet binnen de door klaagster gestelde termijn inhoudelijk en schriftelijk heeft gereageerd op klachten tegen een kantoorgenoot. In 2009 is in overleg door de kantoorgenoot afgewikkeld, waarna deze de behandeling heeft voortgezet. Op de klacht uit 2010 heeft de advocaat binnen de gestelde termijn gereageerd en zij heeft klaagster voor een gesprek uitgenodigd (waarop klaagster niet is ingegaan). Er valt geen tuchtrechtelijk verwijt aan de advocaat te maken. Klacht kennelijk ongegrond. In het verzet oordeelt de Raad dat het functioneren van een advocaat als klachtenfunctionaris op een advocatenkantoor een activiteit is die voor advocaten behoort tot de gebruikelijke activiteiten bij de uitoefening van het advocatenberoep. Het optreden als klachtenfunctionaris is daardoor toetsbaar op grond van artikel 46 Advocatenwet. Verzet ongegrond. |
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 november 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 11 februari 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
1.2 Bij beslissing van 24 februari 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 25 februari 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 10 maart 2011 door de raad ontvangen op 11 maart 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de
stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 10 maart 2011.
2 FEITEN
2.1 Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klaagster verwijt verweerster dat zij, in haar hoedanigheid van klachtfunctionaris, in 2009 in het geheel niet en in 2010 niet binnen de door klaagster gestelde termijn inhoudelijk en schriftelijk heeft gereageerd op de klachten die klaagster tegen een kantoorgenoot van verweerster heeft ingediend.
3.3 In het verzet heeft klaagster haar bezwaar tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Klaagster blijft van mening dat verweerster de plicht had jegens haar te reageren nadat zij op de hoogte was geraakt van de eerste klacht. Ook verwijt klaagster verweerster dat zij niet heeft gebeld of gemaild tussen 18 november 2010 en 30 november 2010, toen klaagster de klacht indiende.
4 VERWEER
Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat het functioneren van een advocaat als klachtenfunctionaris op een advocatenkantoor een activiteit is die voor advocaten behoort tot de gebruikelijke activiteiten bij de uitoefening van het advocatenberoep. Het optreden van een advocaat als klachtenfunctionaris houdt aldus zodanig direct verband met de uitoefening van het advocatenberoep, dat dat optreden toetsbaar is op grond van de normen van artikel 46 Advocatenwet.
De omstandigheid dat de advocaat die optreedt als klachtenfunctionaris handelt in een andere relatie dan de relatie tussen advocaat en cliënt maakt dit niet anders.
In zoverre hanteert de raad een ander uitgangspunt dan het uitgangspunt dat de plaatsvervangend voorzitter heeft weergegeven onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of gevolgtrekkingen ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter, weergegeven onder nummer 4.2 en 4.3 van de bestreden beslissing. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende zorgvuldig gereageerd op de klachten van klaagster en valt daarenboven niet in te zien welk belang van klaagster geschaad is.
De raad verenigt zich dan ook met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.
5.3 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6. BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. J.P.M. Borsboom, P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.