ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2829 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3739/11.141

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2829
Datum uitspraak: 02-04-2012
Datum publicatie: 18-06-2012
Zaaknummer(s): R.3739/11.141
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat in verband met een door de wederpartij geëntameerd voorlopig getuigenverhoor een gesprek heeft gehad met een door die wederpartij aangezegde getuige, die volgens klaagster niet in een bijzondere relatie tot de cliënt van verweerder stond. De betreffende getuige verrichtte door middel van zijn besloten vennootschap op regelmatige basis werkzaamheden voor de cliënte van verweerder, had met die cliënte een geheimhoudingsovereenkomst gesloten en behartigde blijkens interne stukken kennelijk het belang van die cliënte. De getuige stond daardoor in een bijzondere relatie tot de cliënt van verweerder (gedragsregel 16, lid 3). Klacht ongegrond  

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 juni 2011 met kenmerk R 10/11/74, door de raad ontvangen op 17 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2012, waar F. R. namens klaagster is verschenen, vergezeld van mr. dr. R., alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster is verwikkeld in een geschil met X Inc. over het afbreken van onderhandelingen.

2.2 In het geschil wordt klaagster bijgestaan door haar gemachtigde als advocaat; X Inc. wordt bijgestaan door verweerder.

2.3 Klaagster heeft bij de Rechtbank Rotterdam een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Bij het verzoekschrift zijn twee personen aan de zijde van klaagster als getuigen opgegeven en drie personen die aan de zijde van X Inc. een rol in het onderhandelingsproces hebben gespeeld. Van de drie personen aan de zijde van X Inc. zijn twee werkzaam in dienst van X Inc. De derde persoon, hierna: V., is – door middel van een besloten vennootschap - op contractbasis werkzaam voor X Inc. Uit dien hoofde heeft V. zijn werkzaamheden voor X Inc. aan X Inc. gedeclareerd. Voorts heeft V., althans zijn vennootschap, een non-disclosure agreement met X Inc. getekend. V. verrichtte zijn werkzaamheden vanaf december 2008 op regelmatige basis voor X Inc.

2.4 Voorafgaande aan het door de rechtbank bepaalde getuigenverhoor heeft verweerder een bespreking gevoerd met de drie personen die als getuigen aan de zijde van X Inc. zouden worden gehoord, onder wie V.

2.5 Als getuige heeft V. verklaard; 

“Ik heb dit getuigenverhoor inhoudelijk voorbesproken met [verweerder, RVD], advocaat van [X Inc., RVD], op diens  verzoek.”

2.6 Bij brief van 15 november 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij door V. te benaderen en de zaak inhoudelijk met hem, voorafgaand aan het getuigenverhoor, voor te bespreken, in ernstige mate tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, meer in het bijzonder door gedragsregel 16 te schenden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is gedragsregel 16, inhoudende dat de advocaat personen die door de wederpartij als getuige zijn aangezegd of kennelijk zullen worden aangezegd, vóór het verhoor niet mag horen, tenzij het gaat om de eigen cliënt (als getuige) of personen in dienst van of in een bijzondere relatie staande tot de eigen cliënt.

5.2 Voor de beoordeling in de onderhavige zaak komt het aan op de vraag of de getuige V. in een bijzondere relatie tot X Inc. staat, althans ten tijde van het entameren van het voorlopig getuigenverhoor stond.

5.3 Hoewel klaagster het verzoekschrift tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor niet heeft overgelegd, heeft klaagster in de toelichting op de klacht aangevoerd dat aan V. in het verzoekschrift wordt gerefereerd als de onafhankelijke kostendeskundige van X Inc. Voorts heeft klaagster benadrukt dat V. niet in dienstbetrekking tot X Inc. heeft gestaan. 

Klaagster is van mening dat niet gesteld kan worden dat V. in een bijzondere relatie staat tot X Inc. in de zin van gedragsregel 16, lid 3. 

5.4 Verweerder heeft aangevoerd dat V. naar zijn overtuiging in een bijzondere relatie staat tot X Inc. 

Verweerder heeft daarbij gewezen op het volgende. 

V. verrichtte zijn werkzaamheden vanaf december 2008. Hij heeft deze werkzaamheden tot het einde van de onderhandelingen met de betrokken partijen continue voor X Inc. verricht. V. heeft met X Inc. een geheimhoudingsovereenkomst moeten tekenen. V. was gerechtigd om namens X Inc. prijzen te begroten en onder voorbehoud af te spreken.  

Verweerder heeft zijn stellingen met stukken onderbouwd, onder meer door het overleggen van (interne) e-mails tussen V. en X Inc. en de tussen V. en klaagster opgemaakte non-disclosure agreement.  

5.5 Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat V. in een e-mail van 5 maart 2009 aan de heer F. van X Inc. onder meer het volgende heeft geschreven:

“Eerst mijn teleurstelling even kwijt. (…) 

Hiermee heb jij ons op achterstand gezet bij een onderhandeling, (…)”.

5.6 De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat V., in de zin van gedragsregel 16, lid 3, in een bijzondere relatie tot X Inc. staat, althans destijds stond. 

Gebleken is dat V. niet alleen op regelmatige basis werkzaamheden voor X Inc. heeft verricht in het kader van de door X Inc. met klaagster en een of meer andere partijen gevoerde onderhandelingen, maar ook dat V. kennelijk tot taak had het belang van X Inc. te behartigen. De tussen V. en X Inc. opgemaakte non-disclosure agreement onderstreept dat. 

De stukken bieden dan ook geen steun voor de stelling van klaagster dat V. als onafhankelijke deskundige in het onderhandelingsproces betrokken was en dat hij niet in een bijzondere relatie stond met X Inc. 

De raad overweegt voorts dat de omstandigheid dat V. nimmer in dienst van X Inc. is geweest niet tot een ander oordeel noopt. De uitzondering op de hoofdregel van gedragsregel 16 kan betrekking hebben op personen hetzij in dienst van de eigen cliënt, hetzij in een bijzondere relatie tot die cliënt staande. Dat laatste is hier het geval.

5.7 Het voorgaande brengt mee dat verweerder er geen verwijt van treft dat hij voorafgaande aan het horen van V. als getuige met V. heeft gesproken. De klacht is ongegrond.

6 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.A. van Keulen, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl