ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2824 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3785/11.87

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2824
Datum uitspraak: 05-03-2012
Datum publicatie: 18-06-2012
Zaaknummer(s): R. 3785/11.87
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat zich in een brief van oktober 2007 aan de deken – geschreven in het kader van een toenmalige klachtprocedure, waarbij klager als advocaat was betrokken – onbehoorlijk (grievend) over de persoon van klager (die optreedt als advocaat van de wederpartij) heeft uitgelaten. Klager heeft van de gewraakte uitlating voorjaar 2011 kennis genomen bij herlezing van het dossier. Klacht wegens tijdsverloop kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.  

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 april 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 7 september 2011.

1.2 Bij beslissing van 13 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 15 september 2011.

1.3 Bij brief van 20 september 2011, bij de Raad ontvangen op 21 september 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen voormelde beslissing.

1.4 Op 27 december 2011 heeft klager stukken bij de Raad ingediend.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 9 januari 2012, alwaar klager en verweerder zijn verschenen.

2. FEITEN

2.1 Tegen de vaststelling van de feiten in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij in zijn brief van 17 oktober 2007 met bijlagen aan de toenmalige Rotterdamse deken heeft geschreven:

“(…) en een hele dure advocaat in de familie had (door sommige van deze informanten geïdentificeerd aan de hand van een aangeboren gezichtafwijking van klager (ed) e.d.”

Klager stelt dat het heel specifiek aanvoeren van een handicap alleen maar kwetsend bedoeld kan zijn, nog afgezien dat het geen enkele functie had noch enig zakelijk doel diende. Deze uitlating betaamt een behoorlijk advocaat niet.

3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen de uitlating van verweerder gehandhaafd. Klager is van mening dat de beslissing onvoldoende en niet draagkrachtig is gemotiveerd. Eerst in het voorjaar van 2011 heeft klager – bij herlezing van het dossier – kennis genomen van de gewraakte uitlating in verweerders brief van 17 oktober 2007.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

4.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

De Raad verenigt zich met diens beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht en maakt die tot de zijne.

Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

5. BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. P.S. Kamminga, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2012.

griffier voorzitter