ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2818 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3824/11.226

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2818
Datum uitspraak: 04-06-2012
Datum publicatie: 11-06-2012
Zaaknummer(s): R. 3824/11.226
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht betreffende bijstand door verweerster terzake van een geschil over door klager geleden schade. Verweerster heeft de zaak deels behandeld, deels een kantoorgenote in verband met zwangerschap van verweerster. De bijstand had betrekking op de uitoefening van een zelfstandig bedrijf. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij klager tijdens het eerste gesprek heeft geïnformeerd dat zij 7 maanden zwanger was. Telefonisch heeft verweerster klager geïnformeerd toen zij met zwangerschapsverlof zou gaan. Voor de aanvang daarvan is de bijstand door verweerster en haar kantoorgenote gestaakt wegens het niet-voldoen door klager aan zijn betalingsverplichtingen. Nu de bijstand betrekking had op de uitoefening van een zelfstandig bedrijf en niet gebleken is dat er aanleiding was om te veronderstellen dat de voortzetting van dat bedrijf van de uitkomst van de betreffende procedure afhankelijk was, mochten verweerster en haar kantoorgenote ervan uitgaan dat klager niet voor toevoeging in aanmerking kwam. Klacht kennelijk ongegrond. Het verzet is niet ingesteld binnen de in artikel 46h Advocatenwet gestelde termijn. Verzet niet-ontvankelijk.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 oktober 2011, door de raad ontvangen op 21 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 3 november 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 4 november 2011 aan partijen verzonden. Op 5 december 2011 heeft de griffier van de raad de beslissing opnieuw aan klager verzonden, daar de op 4 november aangetekend verzonden brief niet door klager was opgehaald bij de posterijen.

1.3 Bij brief d.d. 15 november 2011, door de raad ontvangen op 19 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klager, mevrouw I.en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een productie overgelegd.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de

   stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 15 november 2011.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.1 Bij brieven van 11 maart 2011 en 10 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerster dat zij:

a. hem bij het aannemen van de zaak niet op de hoogte heeft gesteld van haar aanstaande zwangerschapsverlof en de gevolgen daarvan voor klager;

b. de behandeling van de zaak zonder overleg met klager heeft overgedragen aan haar kantoorgenoot;

c. geen toevoeging voor klager heeft aangevraagd en klager dientengevolge ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerster gehandhaafd.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

5.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de afwijkende beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline.

5.3 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klager verzonden op 4 november 2011. In die brief is klager erop gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de Raad van Discipline aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

Aan het slot van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

5.4 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klager ontvangen op 19 december 2011. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen. De stelling van klager dat bij hem geen bericht van aanbieding van de aangetekende brief van 4 november 2011 is achtergelaten is, ook nadat de raad ambtshalve informatie heeft ingewonnen bij de griffie van de raad, niet komen vast te staan. Bij de griffie is geen bericht van het postbedrijf ontvangen waaruit volgt dat de postbezorging niet naar behoren is verlopen. 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.